Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: huurovereenkomst


HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1071

Art. 6:265 lid 1 BW is van aanvullend recht. Het staat partijen in beginsel vrij om daarvan bij overeenkomst af te wijken. Dat hebben partijen in dit geval gedaan met art. 12 van de huurovereenkomst. Of de ontbinding van die overeenkomst doel treft moet daarom aan de hand van dat artikel worden beoordeeld. (meer…)

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:822

Bij de uitleg van een vaststellingsovereenkomst moet de rechter acht slaan op alle relevante omstandigheden het geval, inclusief omstandigheden rondom een andere, maar aanverwante overeenkomst. Een partij kan de bindende kracht van een bindend advies aantasten als gebondenheid hieraan in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat kan bijvoorbeeld bij een schending van hoor en wederhoor het geval zijn. (meer…)

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:804

De vaststelling dat de eiser (van een vordering als bedoeld in art. 7:268 BW) onvoldoende waarborgt biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur, vergt inzicht in diens financiële positie. Daarom kan in de regel van de eiser worden verlangd dat hij voldoende concrete gegevens verschaft over zijn inkomen en vermogen om zijn betwisting van de stelling van de verhuurder dat hij onvoldoende waarborg biedt te onderbouwen. (meer…)

HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974

Paul Tanja vertelt over het arrest van de Hoge Raad over huurkorting in corona-tijd. Kan een huurder van bedrijfsruimte huurprijsvermindering krijgen als hij door de coronamaatregelen zijn pand niet meer rendabel kan exploiteren?

 

HR 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:284

De onbevoegdheid van een verhuurder om een zaak aan de huurder in gebruik te geven, levert pas wanprestatie op indien een derde tegenover de huurder een beter recht pretendeert te hebben en het gebruik daardoor feitelijk wordt gestoord. Zolang de hoofdverhuurder de zaak niet van de onderhuurder opeist, behoudt deze het feitelijk gebruik daarvan en pleegt de onderverhuurder geen wanprestatie. Indien de (onder)huurder bekend wordt met de onbevoegdheid van zijn verhuurder, kan hij een beroep doen op art. 6:80 BW om de overeenkomst te ontbinden, of zijn betalingsverplichting opschorten ingevolge art. 6:263 BW. (meer…)

Cassatieblog.nl