HR 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:81
Bij de beoordeling of sprake is van ‘redelijke kosten’ die worden gemaakt voor het vaststellen van de omvang van de schade in de zin van art. 7:959 BW moet de dubbele redelijkheidstoets worden toegepast. Hiervan mag niet ten nadele van de consument worden afgeweken. Het vergoeden van kosten voor een contra-expert die door de verzekerde wordt ingeschakeld om de omvang van de schade vast te stellen, mag daarom niet afhankelijk worden gesteld van de vraag of die contra-expert aan bepaalde door de verzekeraar voorgeschreven (kwaliteits)eisen voldoet. Een beding in de algemene voorwaarden waarin dat wel gebeurt, is onredelijk bezwarend.
Art. 6:240 BW
De vordering in deze procedure was ingesteld op de voet van art. 6:240 BW. Op grond van die bepaling kan een belangenorganisatie vorderen dat een bepaald beding in bepaalde algemene voorwaarden onredelijk bezwarend wordt verklaard. Bijzonder aan deze procedure is dat het beding in de algemene voorwaarden abstract wordt getoetst. Er wordt dus beoordeeld of in algemene zin – los van enig concreet geschil – sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Die beoordeling vindt daarbij plaats aan de hand van art. 6:233, onder a, BW, art. 6:236 BW (zwarte lijst) en art. 6:237 BW (grijze lijst), net zoals bij een toetsing in een concreet geschil. Verschil is wel dat de contra proferentem-regel van art. 6:238 lid 2 BW geen toepassing vindt.
De kosten voor een contra-expert
In deze zaak gaat het om een beding in de algemene voorwaarden van verzekeraar Achmea. Dit beding bepaalde dat de kosten die de verzekerde maakt voor een contra-expert niet worden vergoed als die contra-expert niet voldoet aan bepaalde (kwaliteits)eisen. De vraag was of het beding in strijd is met art. 7:959 BW. Op grond van dit artikel komen de redelijke kosten voor het vaststellen van de omvang van de door verzekerde geleden schade voor rekening van de verzekeraar. De gedachte hierachter is dat de verzekerde de omvang van zijn schade moet aantonen. Als de verzekerde daarvoor vervolgens redelijke kosten maakt, moet de verzekeraar hem ook in zoverre schadeloos stellen. Uit art. 7:963 lid 6 BW volgt dat art. 7:959 BW van semi-dwingend recht is. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde worden afgeweken voor zover de daarin bedoelde kosten niet het bedrag overschrijden dat gelijk is aan de verzekerde som en de verzekeringnemer, kort gezegd, een natuurlijk persoon is.
De Hoge Raad oordeelt dat art. 7:959 BW ook van toepassing is op het geval dat de verzekerde een contra-expert inschakelt om de omvang van de schade vast te stellen. Dat betekent dat de met de inschakeling van een contra-expert gepaard gaande redelijke kosten door de verzekeraar moeten worden vergoed. Is met het voorgaande nu strijdig dat in de algemene voorwaarden van Achmea is opgenomen dat de kosten die de verzekerde maakt voor een contra-expert niet worden vergoed als de contra-expert niet voldoet aan bepaalde (kwaliteits)eisen? Ja, oordeelt de Hoge Raad:
“Een beperking van de mogelijkheid van de verzekerde om voor rekening van de verzekeraar een eigen expert in te schakelen, is in strijd met art. 7:959 lid 1 BW indien die beperking verder gaat dan uit de dubbele redelijkheidstoets volgt. Dat geldt ook indien deze beperking erop is gericht de verzekerde te beschermen door de kwaliteit van de ingeschakelde experts te waarborgen. Indien verzekeraars verzekerden in dit opzicht richting willen geven en zekerheid willen bieden, kunnen zij in de voorwaarden opnemen dat zij vergoeding van expertisekosten niet zullen weigeren op gronden die verband houden met de ingeschakelde experts als de verzekerde een expert heeft ingeschakeld die aan bepaalde voorwaarden voldoet, en dat de vergoeding van de kosten van een expert die niet aan die voorwaarden voldoet ervan afhangt of het inschakelen van de expert in het concrete geval redelijk is.”
In de algemene voorwaarden mag dus geen negatieve prikkel worden opgenomen om te bewerkstelligen dat door de verzekerde wordt gekozen voor een contra-expert die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet (‘de kosten voor een contra-expert worden niet vergoed, tenzij voldaan is aan de kwaliteitseisen’). Een positieve prikkel mag daarentegen wel worden gebruikt (de kosten voor een contra-expert worden altijd vergoed als is voldaan aan de (kwaliteits)eisen, maar in alle andere gevallen wordt de dubbele redelijkheidstoets toegepast).
Deze beslissing is in overeenstemming met de conclusie van A-G Hartlief