HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:312

Het sluiten van een uitzendovereenkomst na drie opvolgende, tijdelijke arbeidsovereenkomsten, met als doel de uit de ketenregeling voortvloeiende bescherming te ontduiken, kan misbruik van de ketenregeling opleveren. Het oordeel van het hof dat (daarmee) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, houdt in cassatie stand.

Achtergrond

Een taxichauffeur heeft aanvankelijk op basis van drie opvolgende, tijdelijke arbeidscontracten voor Taxi Dorenbos gewerkt. Aansluitend heeft hij op wens en initiatief van Taxi Dorenbos een tijdelijke uitzendovereenkomst (payrolling) gesloten met T4T, waarbij hij de werkzaamheden voor Taxi Dorenbos ongewijzigd heeft voortgezet. Taxi Dorenbos heeft op enig moment te kennen gegeven dat de taxichauffeur niet meer zou worden ingezet. Het hof heeft – in navolging van de rechtbank – geoordeeld dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen.

Hof: ontduiking van de ketenregeling

Het oordeel van het hof komt er in de kern op neer dat weliswaar op papier tussen de taxichauffeur en T4T een uitzendovereenkomst bestond, maar dat deze overeenkomst slechts was geconstrueerd om onder de voor de werknemer uit de ketenregeling voortvloeiende bescherming uit te komen, en dat daarom van een reële uitzendovereenkomst tussen de taxichauffeur en T4T geen sprake was. Daarmee is volgens het hof op de eerste dag waarop de taxichauffeur via T4T bij Taxi Dorenbos ging werken (5 september 2014), tussen de taxichauffeur en Taxi Dorenbos een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Taxi Dorenbos gaat in cassatie.

Cassatie

De relevante feiten in deze zaak hebben zich voorgedaan in de periode vóór 1 juli 2015 (de invoering van de Wet werk en zekerheid), zodat dit een zaak naar oud recht is. De ketenregeling was (ook) destijds vervat in art. 7:668a (oud) BW en beoogde mede te voorkomen dat steeds gebruik wordt gemaakt van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, waardoor de werknemer rechtsbescherming tegen ontslag wordt onthouden. Doel van de ketenregeling was dan ook dat na verloop van tijd voor werknemers zekerheid ontstaat in de vorm van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Uit de (lagere) rechtspraak en literatuur valt op te maken dat een constructie die ten doel heeft deze uit de ketenregeling voortvloeiende bescherming te ontduiken, misbruik van de ketenregeling kan opleveren en dat bijgevolg alsnog een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan ontstaan. A-G de Bock wijst in haar conclusie op deze rechtspraak en literatuur en merkt op dat het uiteindelijk aan de rechter is om – aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval – te beoordelen of sprake van zo’n constructie. Volgens de A-G getuigt het hiervoor weergegeven oordeel van het hof (dan ook) niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin ontoereikend gemotiveerd.

De Hoge Raad oordeelt in gelijke zin. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat – uitgaande van dit oordeel van het hof – vanaf het moment dat de taxichauffeur via T4T zijn werkzaamheden bij Taxi Dorenbos voortzette (te weten: 5 september 2014), in wezen sprake was van een vierde arbeidsovereenkomst tussen de taxichauffeur en Taxi Dorenbos. Het oordeel van het hof dat tussen de werknemer en Taxi Dorenbos op 5 september 2014 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, is daarmee volgens de Hoge Raad in overeenstemming met het bepaalde in art. 7:668a lid 1 (oud) BW en getuigt dus niet van een onjuiste rechtsopvatting.

Volgt verwerping.

Cassatieblog.nl

Share This