HR 5 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1240
Het wijzen van eindarrest zonder te beslissen op een tijdig gedaan verzoek om mondelinge behandeling is in strijd met art. 87 lid 8 Rv.
Verzoek tot mondelinge behandeling vereist beslissing
Een partij die verzoekt om het houden van een mondelinge behandeling heeft daarop in beginsel recht. Volgens art. 87 lid 8 Rv (dat via art. 353 lid 1 Rv ook in hoger beroep van toepassing is) moet de rechter dat verzoek toewijzen als er nog geen mondelinge behandeling is geweest. Slechts in uitzonderlijke gevallen mag daarvan worden afgeweken, namelijk (i) als de wederpartij klemmende redenen aanvoert tegen toewijzing van het verzoek, of (ii) als toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde. In beide gevallen geldt dat de rechter de reden voor afwijzing uitdrukkelijk moet vermelden en deugdelijk moet motiveren.
Feiten en procesverloop
In hoger beroep diende appellant (na de memoriewisseling) een akte in. Daarna werd in het roljournaal opgenomen dat geïntimeerde geen antwoordakte had genomen, waarna de zaak op de rol werd geplaatst voor beraad van partijen. Appellant verzocht toen om arrest.
Later bleek dat geïntimeerde wél een antwoordakte had ingediend, maar bij het verkeerde hof. Nadat dit was ontdekt, accepteerde de rolraadsheer deze alsnog. De zaak bleef desondanks voor arrest staan. Ongeveer drie maanden nadat de antwoordakte alsnog was geaccepteerd, maar voordat arrest werd gewezen, diende appellant een verzoek in om een mondelinge behandeling. Het hof wees vervolgens eindarrest, zonder daarbij in te gaan op dat verzoek.
Een meer gedetailleerde beschrijving van het procesverloop van deze zaak is te vinden onder par. 2.3 tot en met 2.8 in de conclusie van A-G Vlas.
Klacht en oordeel in cassatie
In cassatie wordt terecht geklaagd dat het hof niet (kenbaar) heeft beslist op het verzoek om een mondelinge behandeling. De Hoge Raad overweegt, in lijn met zijn vaste rechtspraak (zie CB 2023-51; CB 2025-112), dat een dergelijk verzoek niet zonder motivering mag worden gepasseerd.
Daarbij overweegt de Hoge Raad dat het verzoek tijdig was gedaan. De zaak was op de rol blijven staan voor arrest nadat inmiddels de antwoordakte was geaccepteerd. De zaak was dus niet opnieuw voor beraad van partijen komen te staan. Daardoor was appellant niet in de gelegenheid gesteld om alsnog om een mondelinge behandeling te vragen, en kon dus ook niet worden gezegd dat appellant dat voor een bepaald moment had moeten doen.
Conclusie
Het cassatieberoep slaagt. Het arrest van het hof wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen. Dit is in lijn met de conclusie van A-G Vlas.