HR 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:408

(i) Bij de beoordeling welk land het gewoonlijke werkland is, moet de nationale rechter vaststellen in welke staat zich de plaats bevindt waarin de werknemer zijn instructies voor zijn opdrachten ontvangt en waar hij zijn werk organiseert.
(ii) De omstandigheid dat in een bepaald land belastingen en sociale premies worden afgedragen, is als zodanig van belang voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nauwere band met een ander land dan het gewoonlijke werkland.

Achtergrond

Deze zaak bereikt voor de tweede keer de Hoge Raad. Het gaat, ook nu, om het bepalen van het toepasselijke recht op arbeidsovereenkomsten tussen Hongaarse internationale vrachtwagenchauffeurs en Silo-Tank – een Hongaarse zusteronderneming van een Nederlands transportbedrijf. De arbeidsovereenkomsten bevatten geen rechtskeuze en er werd geen cao toegepast. De chauffeurs vorderen loonbetaling conform de Cao Beroepsgoederenvervoer en de Cao Goederenvervoer. Dit vloeit volgens hen voort uit art. 6 EVO, art. 8 Rome I en/of de Detacheringsrichtlijn.

Het hof oordeelde eerder dat het Hongaarse recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten. De Hoge Raad vernietigde (zie daarover CB 2018-192). Het verwijzingshof komt nu tot het oordeel dat het Nederlands recht van toepassing is. Tegen dat oordeel komt Silo-Tank in cassatie op.

Welk land is het gewoonlijke werkland?

Het gaat in cassatie om het criterium van het ‘gewoonlijke werkland’, als bedoeld in art. 6 lid 2 EVO en art. 8 lid 2 Vordering Rome I, en de rechtspraak van het HvJEU die daarop betrekking heeft. In het arrest Koelzsch heeft het HvJEU een op de vervoerssector toegesneden toetsingskader geformuleerd. De Hoge Raad verwijst in dat kader naar zijn eerdere arrest in deze zaak (CB 2018-192). Niet voor redelijke twijfel is vatbaar, zo vervolgt de Hoge Raad, dat de HvJEU in de zaken Voogsgeerd en Ryanair zijn overwegingen in het arrest Koelzsch aldus heeft gepreciseerd dat de nationale rechter onder meer moet vaststellen in welke staat zich de plaats bevindt waarin de werknemer zijn instructies voor zijn opdrachten ontvangt en waar hij zijn werk organiseert. Het hof heeft evenwel van belang geacht vanuit welke plaats de werkgever de instructies voor de transportopdrachten verstrekte en vanuit welke plaats de werkgever het werk organiseerde. Het daartegen gerichte onderdeel van Silo-Tank slaagt dan ook.

Zijn de arbeidsovereenkomsten nauwer verbonden met een ander land dan het gewoonlijke werkland?

Silo-Tank klaagt ook over het oordeel van het hof dat de arbeidsovereenkomsten niet nauwer verbonden zijn met een ander land dan het gewoonlijke werkland (als bedoeld in de slotzin van art. 6 lid 2 EVO en art. 8 lid 4 Verordening Rome I). Ook hier met succes. De Hoge Raad stelt daarbij voorop dat het HvJEU in de zaak Schlecker heeft uiteengezet hoe de rechter moet beoordelen of sprake is van een nauwere band met een ander land dan het gewoonlijke werkland. De Hoge Raad verwijst, ook op dit punt, naar zijn eerdere arrest in deze zaak (CB 2018-192). De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat de omstandigheid dat in een bepaald land belastingen en sociale premies worden afgedragen, als zodanig van belang is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nauwere band met een ander land dan het gewoonlijke werkland. Het hof heeft, ook dit, miskend, door te overwegen dat het feit dat de vrachtwagenchauffeurs belastingen en sociale premies betaalden in Hongarije enkel te maken heeft met het feit dat zij daar woonden.

Volgt vernietiging en verwijzing, een en ander in lijn met de conclusie van A-G Drijber.

Cassatieblog.nl

Share This