Selecteer een pagina

Alle berichten van: Juliette Fluttert


HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1274

De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over art. 140 Rv. In het geval als in de onderhavige procedure, waarin drie partijen zijn gedagvaard, waarvan twee partijen niet zijn verschenen en de zaak van de wel verschenen partij na intrekking van de eis is doorgehaald, moet het door de rechtbank ten aanzien van de niet verschenen gedaagden gewezen vonnis worden aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen het rechtsmiddel van verzet openstaat. (meer…)

HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:305

Het hof heeft ten onrechte zijn oordeel enkel gegrond op de wederzijdse verklaringen ter comparitie zonder daarbij rekening te houden met het reeds in de schriftelijke stukkenwisseling ingenomen standpunt van eiser, dan wel ten onrechte nagelaten te motiveren waarom de gang van zaken ter comparitie de doorslag heeft gegeven ten gunste van het standpunt van verweerder. (meer…)

HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:566

Als een (onderhandse) akte van schuldbekentenis niet is voorzien van een goedschrift in de zin van art. 158 lid 1 Rv, is art. 157 lid 2 Rv niet van toepassing op die akte voor zover de verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, en levert die akte tussen partijen geen dwingend bewijs op, maar heeft zij vrije bewijskracht. (meer…)

HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:214 (Avi/Verweerster)

(1) Bij de toerekening van schade ex art. 6:98 BW kan ook een rol spelen wat naar objectief inzicht voorzienbaar of waarschijnlijk was. (2) De omstandigheid dat een contractspartij bij de tekortkoming waarvoor aansprakelijkheid bestaat, niet uit eigen belang heeft gehandeld, kan weliswaar mede van belang zijn voor de toerekeningsvraag, maar kan niet op zichzelf ertoe leiden dat slechts een deel van de veroorzaakte schade is aan te merken als een toerekenbaar gevolg van de gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid bestaat. (3) Voor een aanspraak op wettelijke rente ex art. 6:119 BW doet niet ter zake of die wettelijke rente al dan niet kan worden toegerekend in de zin van art. 6:98 BW. (meer…)

HR 3 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2228

Artikel 7A:1798 BW is alleen van toepassing op een door partijen overeengekomen opschortende tijdsbepaling, en niet op een opschortende voorwaarde. Uitgaande van het bestaan van deze voorwaarde, rusten op de partij die desondanks nakoming verlangt, de stelplicht en bewijslast dat de voorwaarde niet langer aan nakoming in de weg staat doordat deze in vervulling is gegaan. (meer…)

Cassatieblog.nl