Selecteer een pagina

Alle berichten van: Maartje Möhring


Hoge Raad 7 oktober 2022 (Depra c.s. / OLB) ECLI:NL:HR:2022:1387  

Is de appellant die alleen in de appeldagvaarding (en niet op de rol) een advocaat stelt op juiste wijze in hoger beroep verschenen? Als appellant niet tijdig advocaat stelt en in de gelegenheid wordt gesteld om dat verzuim te herstellen, kan het hof dan volstaan met de aantekening op de rol dat appellant deze gelegenheid wordt geboden? In dit Cassatievlog bespreekt Maartje Möhring in drie minuten het arrest van de Hoge Raad waarin antwoord wordt gegeven op deze vragen.

 

Cassatievlog #033 is ook als podcast beschikbaar.

HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1114 

De verklaring voor recht (op grond van art. 10:122 BW) ten aanzien van de wereldwijde organisatie van de Hells Angels en de verbodenverklaring en ontbinding (op grond van art. 2:20 BW) ten aanzien van de Nederlandse overkoepelende organisatie van de Hells Angels, kunnen indirect gevolgen hebben voor de afzonderlijke charters en leden van de Hells Angels. Op grond van art. 140 lid 2 Sr is deelneming aan de voortzetting van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in art. 10:122 lid 1 BW is afgegeven strafbaar. Het is aan de strafrechter om te beslissen wanneer daarvan sprake is. (meer…)

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387

(i) Door in de appeldagvaarding de advocaat te noemen die de appellant in hoger beroep zal vertegenwoordigen, is de appellant nog niet op de juiste wijze in hoger beroep verschenen. Daarvoor is nodig dat op de rol een advocaat voor appellant wordt gesteld.

(ii) Als appellant heeft verzuimd om tijdig een advocaat te stellen en in de gelegenheid wordt gesteld dit verzuim te herstellen, zal het hof appellant (of de in de appeldagvaarding genoemde advocaat) daarover afzonderlijk moeten berichten. Het is niet voldoende dat het hof op de rol aantekent dat de appellant deze gelegenheid wordt geboden. (meer…)

HR 9 september 2022 ECLI:NL:HR:2022:1188 

In dit vlog bespreekt Maartje Möhring een recente uitspraak van de Hoge Raad over het buitengewone rechtsmiddel van herroeping. Het gaat in deze zaak in cassatie om de herroepingsgrond van art. 382, onder c, Rv. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, omdat die uitspraak blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en onvoldoende was gemotiveerd.

 

Cassatievlog #030 is ook als podcast beschikbaar.

HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1109

De vraag of sprake is van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 (oud) BW moet worden onderscheiden van de vraag of sprake is van causaal verband tussen gedane misleidende mededelingen en het (al dan niet) handelen van de betreffende consument. In gevallen die zien op de misleidende mededelingen die Staatsloterij in de periode 2000-2008 heeft gedaan, bestaat er – ten aanzien van abonnementsspelers – onvoldoende reden om een vermoeden van dergelijk causaal verband te aanvaarden. Er is namelijk geen sprake van een zodanige bewijsproblematiek dat anders de bescherming van art. 6:194 (oud) BW illusoir wordt.

(meer…)

Cassatieblog.nl