Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: Peeters-Gatzen vordering


HR 9 september 2022 ECLI:NL:HR:2022:1188 

In dit vlog bespreekt Maartje Möhring een recente uitspraak van de Hoge Raad over het buitengewone rechtsmiddel van herroeping. Het gaat in deze zaak in cassatie om de herroepingsgrond van art. 382, onder c, Rv. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, omdat die uitspraak blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en onvoldoende was gemotiveerd.

 

Cassatievlog #030 is ook als podcast beschikbaar.

HR 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1188

Een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen als de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden. (meer…)

HR 3 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1223

Eerder oordeelde het HvJEU dat de Peeters/Gatzen-vordering onder het bereik van Brussel I-bis valt. De Hoge Raad beoordeelt in dit arrest waar de plaats is waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan (artikel 5, aanhef en onder 3, Brussel I-bis). Meer in het bijzonder beoordeelt de Hoge Raad wat het Erfolgsort is. Het nadeel dat de gezamenlijke schuldeisers hebben geleden, bestaat erin dat het tegoed op de zichtrekening als verhaalsobject is verdwenen. De plaats waar die zichtrekening werd aangehouden, te weten Maasmechelen in België, is de plaats waar de schade aanvankelijk is ingetreden. Uit de door de Hoge Raad genoemde rechtspraak van het HvJEU volgt daarom dat het Erfolgsort in België is gelegen. Het ‘Erfolgsort’ is niet in Nederland gelegen op de enkele grond dat de schuldeisers in Nederland financiële schade hebben geleden. Die schade is immers een gevolg van de aanvankelijk in België ingetreden schade. Daarom is voor bepaling van de internationale bevoegdheid niet van belang of in het onderhavige geval sprake is van andere aanknopingspunten met Nederland of andere bijzondere omstandigheden. (meer…)

Hoge Raad 26 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:107

Indien onrechtmatig is gehandeld in een bepaalde periode, kan de vordering tot vergoeding van de geleden schade niet reeds vóór die periode opeisbaar zijn geworden. De insolventieadviseur is daarom ingevolge art. 6:83 aanhef en onder sub b BW niet in verzuim, zodat de wettelijke rente niet vanaf die datum verschuldigd is. (meer…)

Cassatieblog.nl