Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: consumentenrecht


HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1109

De vraag of sprake is van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 (oud) BW moet worden onderscheiden van de vraag of sprake is van causaal verband tussen gedane misleidende mededelingen en het (al dan niet) handelen van de betreffende consument. In gevallen die zien op de misleidende mededelingen die Staatsloterij in de periode 2000-2008 heeft gedaan, bestaat er – ten aanzien van abonnementsspelers – onvoldoende reden om een vermoeden van dergelijk causaal verband te aanvaarden. Er is namelijk geen sprake van een zodanige bewijsproblematiek dat anders de bescherming van art. 6:194 (oud) BW illusoir wordt.

(meer…)

HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:861

De Hoge Raad ziet af van beantwoording van door de kantonrechter gestelde aanvullende prejudiciële vragen. Het antwoord op de prejudiciële vragen volgt grotendeels al uit een eerdere prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Voor het overige (i) lenen de vragen zich niet voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, omdat het gaat om kwesties die de feitenrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordelen, of (ii) is geen sprake van een vraag die moet worden beantwoord om op het voorliggende geschil te beslissen. (meer…)

HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677

Deze prejudiciële beslissing gaat over de vragen of de rechter bij een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte ambtshalve moet onderzoeken of is voldaan aan de wettelijke informatieplichten van de handelaar tegenover de consument, en of de rechter ambtshalve een sanctie moet verbinden aan het niet-voldaan zijn aan een of meer van die plichten, en zo ja, welke.

(meer…)

HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830

(i) De beoordeling of een beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG moet worden verricht met inachtneming van alle relevante omstandigheden ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst. Daartoe behoren ook de overige voorwaarden van de overeenkomst. Dat het beding onvoldoende duidelijk is, is bij de oneerlijkheidsbeoordeling een belangrijke factor, maar maakt het beding niet zonder meer oneerlijk. Voor de oneerlijkheidstoetsing mag géén acht worden geslagen op de omstandigheid dat een beroep op het beding in een concreet geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn;
(ii) Punt 2.b van de Bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG bepaalt dat de plaatsing van eenzijdige wijzigingsbedingen op de indicatieve lijst niet verhindert dat financiële dienstverleners vanwege een geldige reden de rentevoet wijzigen, indien zij de consument daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen en deze dan vrij is de overeenkomst op te zeggen. Deze bepaling brengt mee dat het beding voldoende moet verzekeren dat de consument bij een wijziging tijdig over de informatie kan beschikken die hij nodig heeft om op de meeste geëigende wijze op zijn nieuwe situatie te reageren. Daarom moeten de voorwaarden die in deze bepaling worden genoemd (een geldige reden, onmiddellijke kennisgeving en de opzegbevoegdheid) in de overeenkomst zijn vastgelegd. (meer…)

Cassatieblog.nl