Dossier: Europees recht


HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1388

(i) Een gebrek aan transparantie is een omstandigheid die moet meewegen bij de beoordeling of sprake is van een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn oneerlijke bedingen, maar is niet doorslaggevend;
(ii) De Richtlijn hypothecair krediet is niet van toepassing op een voor 21 maart 2016 gesloten kredietovereenkomst. Er bestaat geen redelijke twijfel over dat de enkele wijziging van het rentetarief of de rentevaste periode van een voor 21 maart 2016 geldig gesloten kredietovereenkomst niet kan worden aangemerkt als het verlenen van een krediet in de zin van art. 4 lid 3 van de Richtlijn hypothecair krediet. (meer…)

HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:686

 Als een beschikking van de belastingdeurwaarder inzake de kosten van betekening van een dwangbevel met bevel tot betaling onherroepelijk is geworden, en degene aan wie de kosten in rekening zijn gebracht de ontvanger verzoekt om ambtshalve vermindering van die kosten, kan de afwijzing van dit verzoek – waartegen geen beroep bij de bestuursrechter openstaat – worden voorgelegd aan de civiele rechter. Vanwege het nauwe verband tussen die afwijzing door de ontvanger en de kostenbeschikking van de belastingdeurwaarder, moet de civiele rechter dan onderzoeken of die kostenbeschikking onmiskenbaar onjuist was toen zij werd gegeven.  (meer…)

HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1032 (Staat/Nefyto)

Het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dat is vervat in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden kan worden gebaseerd op artikel 78 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) en art. 14 Richtlijn 2009/128/EG, indien het strookt met de doelstellingen van deze Richtlijn en noodzakelijk, geschikt en evenredig is. Volgens de Hoge Raad is het verbod in overeenstemming met de Richtlijn en heeft het hof ten onrechte nagelaten de stellingen van de Staat ten aanzien van de noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid te beoordelen. (meer…)

HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:861

De Hoge Raad ziet af van beantwoording van door de kantonrechter gestelde aanvullende prejudiciële vragen. Het antwoord op de prejudiciële vragen volgt grotendeels al uit een eerdere prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Voor het overige (i) lenen de vragen zich niet voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, omdat het gaat om kwesties die de feitenrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordelen, of (ii) is geen sprake van een vraag die moet worden beantwoord om op het voorliggende geschil te beslissen. (meer…)

HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1725

Airbnb is een bemiddelaar in de zin van art. 7:425 BW. Het verbod van art. 7:417 lid 4 BW om bij zowel de huurder als de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen, geldt echter niet voor de verhuur zoals die op het platform van Airbnb plaatsvindt (kortetermijnverhuur voor niet-bewoningsdoeleinden). Airbnb handelt ook niet in strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen of de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken door bij de huurder bemiddelingskosten in rekening te brengen.

(meer…)

HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677

Deze prejudiciële beslissing gaat over de vragen of de rechter bij een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte ambtshalve moet onderzoeken of is voldaan aan de wettelijke informatieplichten van de handelaar tegenover de consument, en of de rechter ambtshalve een sanctie moet verbinden aan het niet-voldaan zijn aan een of meer van die plichten, en zo ja, welke.

(meer…)

Cassatieblog.nl