Dossier: Huurrecht


HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244 (X / Romania Beheer B.V.)

Een beding dat de verhuurder aanspraak geeft op vergoeding van schade die het gevolg is van het faillissement van de huurder sorteert geen effect jegens de boedel, indien de curator de huurovereenkomst opzegt op de voet van art. 39 Fw; zie HR 14 januari 2011, NJ 2011/114 (Aukema q.q./UNI-Invest). Een dergelijk beding is in deze situatie niettemin rechtsgeldig en kan wel worden ingeroepen  jegens de gefailleerde huurder zelf en jegens de derde die zich garant heeft gesteld. Een eventuele regresvordering van deze derde is echter niet verifieerbaar. (meer…)

HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:856

Art. 7:304 lid 2 BW moet aldus worden verstaan dat voor ontvankelijkheid van verzoeker is vereist dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige. Aan de inhoud van het terzake door partijen te voeren overleg zijn geen hoge eisen te stellen. Voldoende en ook noodzakelijk is dat serieus en zonder onnodige vertraging op een uitnodiging tot overleg of op voorstellen van de andere partij wordt ingegaan, zowel wat betreft de huurprijswijziging als wat betreft de eventuele benoeming van een deskundige. Worden partijen het daarover niet binnen redelijke tijd eens, of blijft een serieuze reactie (onnodig lang) uit, dan kan geconcludeerd worden dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt als bedoeld in art. 7:304 lid 2 BW. (meer…)

HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951  (Stern Beheer B.V./Gulf Vastgoed B.V.)

Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 3:52 BW blijkt dat de wetgever met de woorden “ten dienste komen te staan” heeft bedoeld te bewerkstelligen dat de verjaring een aanvang neemt zodra de partij die een beroep op de vernietigbaarheid toekomt, die bevoegdheid daadwerkelijk kan uitoefenen. Deze regel leent zich voor een flexibele toepassing.  (meer…)

HR 21 juni 2013, LJN BZ5346 (Beheer- en Beleggingsmaatschappij De Molensteen B.V./X c.s.)

Art. 7:368 en 7:369 lid 2 BW strekken ertoe dat de pachter aan de hand van de in de opzegging vermelde gronden kan bepalen of hij in de opzegging wil berusten, dan wel het op een procedure wil laten aankomen. Oordeel hof dat standpunt van verpachter in beëindigingsprocedure (ongeoorloofde) aanvulling vormt op in de opzegging vermelde grond, is onjuist noch onbegrijpelijk. (meer…)

HR 14 juni 2013, LJN BZ5666

De kantonrechter is ervan uitgegaan dat deze zaak wordt beheerst door de huurprijswetgeving (o.a. art. 7:246-265 BW). Vervolgens heeft de kantonrechter, gegeven deze toepasselijkheid van de huurprijswetgeving, onderzocht of de door de huurders verlangde verlaging van de huurprijs in casu zou leiden tot een resultaat dat in strijd is met het door de verhuurder ingeroepen art. 1 Eerste Protocol EVRM. De kantonrechter is hiermee niet buiten het toepassingsgebied van de huurprijswetgeving getreden, zodat de huurders zich niet kunnen beroepen op een doorbreking van het rechtsmiddelverbod van art. 7:262 lid 2 BW. (meer…)

HR 24 mei 2013, LJN BZ1782 (Credit Suisse/Subway)

Indien de (zittende) onderhuurder van een bedrijfspand, na beëindiging van de huurovereenkomst, met de (hoofd)verhuurder heeft onderhandeld over de totstandkoming van een (nieuwe) huurovereenkomst, en de onderhuurder het gebruik van het bedrijfspand intussen heeft voortgezet, waarna de onderhandelingen door de (hoofd)verhuurder zijn afgebroken, is voor dit voortgezet gebruik in beginsel een gebruiksvergoeding verschuldigd op grond van art. 6:212 BW. Het past in het stelsel van de wet de schade van de eigenaar in dit geval naar objectieve maatstaven te berekenen (vgl. art. 7:225 en 7:230a BW). (meer…)

Cassatieblog.nl