Dossier: Verzekeringsrecht


HR 22 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1720

(i) Om een geneesmiddel aan te kunnen merken als rationele farmacotherapie in de zin van art. 2.8 lid 1, achter b, Besluit zorgverzekering moet het geneesmiddel het meest economisch zijn voor de zorgverzekering onderscheidenlijk de patiënt. Daarvoor komt het erop aan of een voldoende gelijkwaardig alternatief beschikbaar is dat goedkoper is. Dit moet worden beoordeeld op indicatieniveau en niet op het niveau van een individuele patiënt;

(ii) Bij de rechterlijke beoordeling of sprake is van bereiding op kleine schaal in de zin van art. 40 lid 3, onder a, Geneesmiddelenwet bestaat geen grond voor een terughoudende toetsing.

(meer…)

HR 7 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:186

Bij de beoordeling of de verzekeraar een vraag naar het strafrechtelijk verleden heeft gesteld in ‘niet voor misverstand vatbare termen’ als bedoeld in art. 7:928 lid 5 BW, komt het erop aan of voor de verzekeringnemer niet voor redelijke twijfel vatbaar was dat de verzekeraar een bepaald feit wenste te vernemen. (meer…)

HR 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1416

In een uitvoerig gemotiveerd arrest verduidelijkt de Hoge Raad dat een medische behandeling die in Nederland feitelijk (nog) niet voorhanden is wel voor vergoeding in aanmerking kan komen, als de behandeling behoort tot het door de Nederlandse beroepsgroep aanvaarde zorgarsenaal. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat publiekrechtelijke regels over het betalingsverkeer niets afdoen aan de aanspraak van een verzekerde op geneeskundige zorg, net zo min als het feit dat in Nederland nog geen handelsvergunning is afgegeven voor het in het buitenland toegediende geneesmiddel. (meer…)

Hoge Raad 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1416

Eiser heeft in de V.S. een dure behandeling tegen kanker ondergaan. Zijn zorgverzekeraar weigert vergoeding, omdat geen sprake zou zijn van ‘zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden’. De Hoge Raad verwerpt dit standpunt. Ook zorg die weliswaar niet feitelijk in Nederland wordt verleend, maar die wel behoort tot het door de Nederlandse beroepsgroep aanvaarde ‘zorgarsenaal’, moet worden vergoed. Jerre de Jong licht deze zaak toe aan de hand van een uitspraak van de Hoge Raad.

 

Cassatievlog #109 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister de podcast via uw favoriete podcastkanaal.

HR 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1528

Het hinderpaalcriterium geldt ook voor zorg die wordt afgenomen van een in het buitenland gevestigde zorgaanbieder. Het Europese recht brengt niet mee dat zorgverzekeraars voor niet-gecontracteerde buitenlandse zorg het tarief moeten betalen dat zij vergoeden voor wél gecontracteerde zorg. (meer…)

HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258

Er is geen reden om bedingen die de verzekeraar inroept om uitkering geheel of ten dele te weigeren, op voorhand te onderscheiden in bedingen waarbij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet kan slagen (dat was bij primaire dekkingsomschrijvingen zo) en bedingen waarbij dat onder omstandigheden wel kan (dat was bij preventiegarantievoorwaarden het geval). De Hoge Raad laat dit onderscheid los. Bij beantwoording van de vraag of een beroep op een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hoeft bij verzekeringsovereenkomsten geen andere benadering te worden gevolgd dan bij andere overeenkomsten. (meer…)

Cassatieblog.nl