Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: beperkende werking redelijkheid en billijkheid


HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258

Er is geen reden om bedingen die de verzekeraar inroept om uitkering geheel of ten dele te weigeren, op voorhand te onderscheiden in bedingen waarbij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet kan slagen (dat was bij primaire dekkingsomschrijvingen zo) en bedingen waarbij dat onder omstandigheden wel kan (dat was bij preventiegarantievoorwaarden het geval). De Hoge Raad laat dit onderscheid los. Bij beantwoording van de vraag of een beroep op een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hoeft bij verzekeringsovereenkomsten geen andere benadering te worden gevolgd dan bij andere overeenkomsten. (meer…)

HR 16 februari 2024 ECLI:NL:HR:2024:258

De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag een belangrijke uitspraak gewezen voor het verzekeringsrecht. De verzekerde kan voor ieder dekkingsbepalend beding uit de verzekeringspolis een beroep doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Het onderscheid tussen bedingen die de primaire omschrijving van de dekking inhouden (‘primaire dekkingsomschrijving’) en bedingen die een voorwaarde bevatten waaronder de dekking vervalt (‘preventieve garantievoorwaarden’) – een onderscheid dat voorheen bepalend was voor de ruimte voor toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid – wordt losgelaten.

Berend-Bram Heinen bespreekt dit arrest in drie minuten.

Cassatievlog #088 is ook als podcast beschikbaar.

HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:19

De aanvang van de korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vereist daadwerkelijke bekendheid met de schade en de aansprakelijke persoon. Bij de beoordeling of de benadeelde daadwerkelijk bekend was met het tekortschietend of foutief handelen van de aansprakelijke persoon dient de rechter te betrekken of de benadeelde over de kennis en het inzicht beschikte om de deugdelijkheid van het handelen te kunnen beoordelen. (meer…)

HR 21 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2379

In het geval een verschil zich voordoet tussen Nederlandse en niet-Nederlandse erflaters wat betreft hun bekendheid met en toegang tot een regel van Nederlands huwelijksvermogensrecht, bijvoorbeeld bij de uitsluitingsclausule uit art. 1:94 lid 2 onder a (oud) BW, dan kan een beroep worden gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De enkele omstandigheid dat het op de erfrechtelijke verkrijging toepasselijke buitenlandse recht niet een algehele gemeenschap van goederen als huwelijksvermogensregime kent of tot uitgangspunt neemt, volstaat in dat verband niet. (meer…)

HR 23 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:426

In geschil is of een raamovereenkomst inzake het leveren van een geïntegreerd computersysteem rechtsgeldig door JBZ is beëindigd. Het hof heeft voor recht verklaard dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en de vorderingen uit ongedaanmaking en schadevergoeding toegewezen. In cassatie is onder meer geklaagd over dat het hof heeft miskend dat ongedaanmaking en schadevergoeding alleen toewijsbaar zijn ingeval van ontbinding op grond van tekortkoming in de nakoming en niet zonder meer bij enkele inroeping van een contractuele opzeggingsgrond. Het hof heeft daarbij ten onrechte geen aandacht besteed aan het verweer van Alert dat het artikel in de raamovereenkomst geen ontbindingsgrond, maar een opzeggingsmogelijkheid inhoudt. (meer…)

Cassatieblog.nl