Selecteer een pagina

Dossier: Verzekeringsrecht


HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3461 (Anderzorg/X en London Verzekeringen)

Gelet op de strekking van art. 7:962 lid 3 BW, zoals deze blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis, moet worden aangenomen dat de wetgever een formeel-juridisch begrip “werkgever” voorstaat. Het als “werknemer” aanmerken van ingeleend personeel past daarom niet bij de strekking van deze bepaling. De vraag of het subrogatieverbod van art. 7:962 lid 3 BW geldt, moet worden beoordeeld naar het moment van de schadetoebrengende gebeurtenis, zodat een later ontslag van de werknemer de subrogatie niet doet ‘herleven’. (meer…)

HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2901 (Y/DAS Rechtsbijstand)

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over het recht op vrije advocaatkeuze bij een ontslagprocedure ex art. 6 BBA. De vraag wordt gesteld in het kader van een (eveneens) prejudiciële procedure bij de Hoge Raad, waarbij aan de Hoge Raad de vraag werd voorgelegd of de art. 6 BBA-ontslagprocedure kwalificeert als “gerechtelijke of administratieve procedure” als bedoeld in art. 4:67 Wft en art. 4 lid 1 sub a richtlijn 87/344/EG. (meer…)

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646 (CZ/Stichting Momentum)

Art. 13 lid 1 Zorgverzekeringswet moet aldus worden uitgelegd, dat de door de zorgverzekeraar in het geval van een naturapolis te bepalen vergoeding voor de kosten van niet-gecontracteerde zorgaanbieders niet zo laag mag zijn dat die daardoor voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal zou vormen om zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder van zijn keuze te wenden. Dat dit ‘hinderpaalcriterium’ niet als een eis van Unierecht uit het arrest Müller-Fauré (HvJEU 13 mei 2003, C-359/99) kan worden afgeleid, noch volgt uit de Richtlijn patiëntenrechten, doet daaraan niet af. Tot het thans aanhangige voorstel tot wijziging van art. 13 Zvw zijn beslag heeft gekregen, maakt het hinderpaalcriterium nog deel uit van art. 13 lid 1 Zvw. (meer…)

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1678 (Goudse Schadeverzekeringen/Aegon Schadeverzekeringen)

In geval van verzekeringsrechtelijke samenloop kan de voor verhaal aangesproken verzekeraar (art. 7:961 lid 3 BW) aan de verhaalzoekende verzekeraar, in weerwil van een door deze verzekeraar gehanteerde harde “na-u”-clausule, tegenwerpen dat hij jegens zijn verzekerde niet tot dekking gehouden is vanwege een geslaagd beroep op verzwijging. Hij kan dit verweer ook tegenwerpen wanneer de verhaalzoekende verzekeraar niet aan de verzekerde, maar – uit hoofde van art. 6 WAM – rechtstreeks aan de benadeelden heeft uitgekeerd, jegens wie de aangesproken verzekeraar ingevolge art. 11 WAM geen beroep op de verzwijging kan doen. (meer…)

HR 26 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1558 (Eiseressen/Aegon)

Een verzekeraar die premie heeft geïnd voor een risico dat achteraf bezien niet heeft bestaan, kan ingevolge art. 7:938 BW gehouden zijn tot premierestitutie. De enkele inning van premie noopt evenwel niet tot de conclusie dat de verzekeraar op grond van art. 6:248 lid 2 BW dekking moet verlenen voor schade als gevolg van niet-verzekerde activiteiten. (meer…)

HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942 (Achmea/Verweerder)

Indien een verzekeraar bij het uitvoeren van een persoonlijk onderzoek handelt in strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek, kan tot uitgangspunt worden genomen dat er sprake is van een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde. In casu heeft het hof kunnen oordelen dat de resultaten van het persoonlijk onderzoek, als onrechtmatig verkregen bewijs, buiten beschouwing dienen te blijven. (meer…)

Cassatieblog.nl