Dossier: Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud)


HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:270

Dat een arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) na de inwerkingtreding van de wet van 4 december 2013 (Stb. 2013/560) krachtens art. 1 van de Wet Bopz bevoegd zal zijn de voor gedwongen opneming van een verstandelijk gehandicapt persoon vereiste verklaring af te geven, is onvoldoende om te oordelen dat een AVG daartoe ook voor de inwerkingtreding van de wet bevoegd was. Daarbij is mede van belang dat in deze wet aan de hier bedoelde wijziging van art. 1 Wet Bopz geen terugwerkende kracht is verleend. (meer…)

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1260

Als de BOPZ-rechter de beslistermijn van vier weken (art. 17 lid 2 Wet BOPZ) overschrijdt,  dan verleent de geneesheer-directeur op verzoek van de betrokkene, ontslag, tenzij op verzoek van betrokkene een deskundige wordt gehoord (art. 48 lid 2 Wet BOPZ). Gelet op art. 5 lid 4 EVRM geldt in dat geval dat de rechter op het verzoek machtiging voortgezet verblijf moet beslissen binnen vier weken nadat het deskundigenbericht ter griffie is binnengekomen. (meer…)

HR 8 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1138

Het vereiste dat de geneeskundige verklaring is gebaseerd op onderzoek door een niet bij de behandeling betrokken psychiater, verzet zich er niet tegen dat het onderzoek wordt verricht door een psychiater van de instelling waarin de patiënt reeds verblijft, mits deze psychiater niet bij de behandeling betrokken is of kort tevoren betrokken is geweest. (meer…)

HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1040 en  ECLI:NL:HR:2013:1039

De geneesheer-directeur kan een besluit tot opneming in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in art. 14d lid 1 Wet Bopz niet alleen nemen gedurende de geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging, maar ook nog daarna gedurende een termijn van vier weken na afloop van deze geldigheidsduur, mits vóór het verstrijken van de voorwaardelijke machtiging een verzoek is ingediend tot het verlenen van een aansluitende rechterlijke machtiging. (meer…)

HR 21 juni 2012, LJN CA3936 (X/Officier van Justitie Limburg)

De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geoordeeld dat in het algemeen moet worden aangenomen dat ten minste een jaar moet zijn verstreken tussen het moment waarop de psychiater voor het laatst behandelcontact met de betrokkene heeft gehad, en het moment waarop die psychiater zijn onderzoek verricht ten behoeve van een op grond van de Wet Bopz vereiste geneeskundige verklaring, om die psychiater te kunnen aanmerken als “niet bij de behandeling betrokken” als bedoeld in art. 5 lid 1 Bopz. Die beschikking betrof weliswaar een machtiging tot voortgezet verblijf, maar niet valt in te zien waarom op dit punt anders zou moeten worden geoordeeld wanneer het gaat om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. (meer…)

Cassatieblog.nl