Dossier: Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud)


HR 8 maart 2013, LJN BY7925 en LJN BZ3590

In deze beide Bopz-zaken houden de beschikkingen van de rechtbank geen stand omdat de motivering van de toewijzing van een verzoek om respectievelijk een machtiging tot voortgezet verblijf en een voorlopige machtiging tekortschiet. De Hoge Raad wijst op eerdere uitspraken over de motiveringseisen bij de afwijzing van een verzoek om een second opinion en de vaststelling dat de betrokkene niet wenst te worden gehoord. (meer…)

HR 8 februari 2013, LJN BY7928

Aan de hand van de aantekeningen als bedoeld in art. 37a Wet Bopz moet de ontwikkeling kunnen worden beoordeeld die de betrokkene in de desbetreffende periode heeft doorgemaakt. (meer…)

HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0285

De Wet Bopz verzet zich niet ertegen dat indien een verzoek om een voorlopige machtiging is ingediend voordat is beslist over de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, terstond wordt beslist op het verzoek om een voorlopige machtiging. Ook indien beide verzoeken gelijktijdig worden gedaan, staat het de rechter vrij eerst het verzoek met de verste strekking te behandelen. (meer…)

HR 2 november 2012, LJN BY2000

Toepassing van het kamerprogramma brengt geen insluiting met zich, nu de kamer waarin betrokkene verblijft niet wordt afgesloten. Er is geen sprake van afzondering of separatie en evenmin van een middel of maatregel als bedoeld in art. 39 Wet Bopz. Nu de rechtbank de toepassing van een kamerprogramma heeft aangemerkt als een dwangbehandeling in de zin van art. 38b en 38c van de wet, diende betrokkene over deze toepassing en over de gronden daarvoor, wel tevoren schriftelijk te worden ingelicht.  (meer…)

HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5789

Aan de rechtbank was een oordeel gevraagd over een beslissing van de geneesheer-directeur tot vrijheidsbeneming op grond van een voorwaardelijke machtiging die (van rechtswege) was geconverteerd in een voorlopige machtiging. De rechtbank diende daarom te onderzoeken of de door haar bij de beslissing tot verlening van de voorwaardelijke machtiging gestelde voorwaarden waren overtreden en of dat de onvrijwillige opneming kon rechtvaardigen, alsmede of, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de rechterlijke beslissing, deze onvrijwillige opneming zou moeten voortduren. Gelet op het inmiddels verleende voorwaardelijke ontslag, betekende dat in dit geval een beoordeling of deze opneming zou kunnen blijven dienen als grondslag voor het onder voorwaarden verleende ontslag. (meer…)

Cassatieblog.nl