HR 20 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:975
Bij een samenhangend geheel van rechtshandelingen moet de beoordeling van de wetenschap van benadeling worden betrokken op het samenhangende geheel van rechtshandelingen. Daarbij gaat het erom dat op enig moment bij het verrichten van een rechtshandeling die behoort tot het samenhangende geheel van rechtshandelingen, is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldenaar en, in het geval van art. 42 lid 2 Fw, degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wist of behoorde te weten dat van dat samenhangende geheel van rechtshandelingen benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn.
Achtergrond
Mega/NPB c.s. was actief in de projectontwikkeling. Na de financiële crisis van 2008 beëindigde Rabobank de kredietfaciliteiten. Op 2 juni 2009 ging Mega/NPB c.s. met Nebo c.s. een bouwclaimovereenkomst aan. Hierna heeft Mega/NPB c.s. verschillende rechtshandelingen verricht die onderling en met voornoemde bouwclaimovereenkomst in verband staan. Deze rechtshandelingen omvatten onder meer de vestiging van zekerheden, de levering van onroerende zaken en terugkoopovereenkomsten. Daarnaast accepteerde Mega/NPB c.s. diverse aansprakelijkheidsstellingen voor wanprestatie.
De tot Mega/NPB c.s. behorende vennootschappen zijn in de periode van 7 juli 2016 tot en met 21 december 2016 failliet verklaard. De curator vorderde dat de rechtbank voor recht verklaart dat de curator rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, althans nietig verklaart, althans vernietigt, het samenstel van rechtshandelingen en elk van die rechtshandelingen afzonderlijk. Verder vorderde de curator ongedaanmaking van de rechtshandelingen, althans betaling van schadevergoeding, en een verbod om aanspraken uit erkende aansprakelijkheidsstellingen en zekerheden geldend te maken.
De rechtbank heeft de vorderingen van de curator grotendeels toegewezen. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd.
Juridisch kader
Art. 42 Fw biedt de curator de mogelijkheid om onverplichte rechtshandelingen die zijn verricht vóór de faillietverklaring en die de schuldeisers benadelen te vernietigen. Voor vernietiging is vereist dat de failliet ten tijde van de rechtshandeling wist of behoorde te weten dat deze tot benadeling van schuldeisers zou leiden – het wetenschapsvereiste. Aan de wetenschap van benadeling is voldaan indien ten tijde van de handeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien (HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8493, rov. 3.7-3.10 en HR 7 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:635, rov. 3.3.2, CB 2017-74). Bij rechtshandelingen anders dan om niet moet ook de wederpartij geobjectiveerde wetenschap hebben gehad van benadeling.
Het geding in cassatie
In cassatie klaagt Nebo c.s. dat het hof bij de toetsing aan het wetenschapsvereiste het samenstel van rechtshandelingen heeft beoordeeld. Nebo c.s. stelt dat het hof voor iedere rechtshandeling afzonderlijk aan het wetenschapsvereiste had moeten toetsen. De Hoge Raad volgt dit betoog niet.
De Hoge Raad overweegt dat art. 42 Fw weliswaar de enkelvoudige rechtshandeling tot uitgangspunt neemt, maar dat onder omstandigheden onder dat artikel ook een samenhangend geheel van rechtshandelingen als zodanig kan worden beoordeeld. De Hoge Raad heeft in dit verband reeds geoordeeld dat, indien de rechtshandelingen zodanig met elkaar samenhangen, de nadelige gevolgen van deze rechtshandelingen in onderling verband moeten worden beoordeeld (HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1117, rov. 3.6.2).
Uit het voorgaande volgt volgens de Hoge Raad
“dat het bij de toepassing van art. 42 Fw op een samenhangend geheel van rechtshandelingen erom gaat of dit samenhangende geheel als zodanig schuldeisers heeft benadeeld. Daarmee strookt dat ook de beoordeling van de wetenschap van benadeling wordt betrokken op het samenhangende geheel van rechtshandelingen. Daarbij gaat het erom dat op enig moment bij het verrichten van een rechtshandeling die behoort tot het samenhangende geheel van rechtshandelingen, is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldenaar en, in het geval van art. 42 lid 2 Fw, degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wist of behoorde te weten dat van dat samenhangende geheel van rechtshandelingen benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn.”
Vervolgens overweegt de Hoge Raad – ten overvloede – dat hiermee strookt
“dat ook de beoordeling van de onverplichtheid die art. 42 Fw als voorwaarde stelt voor vernietiging, wordt betrokken op het samenhangende geheel van rechtshandelingen.”
Nu het hof bij de beoordeling van de wetenschap van benadeling terecht heeft gekeken naar het samenhangende geheel van rechtshandelingen, faalt de klacht.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, conform de conclusie van A-G Assink.