Cassatieberoep van een tussenuitspraak
HR 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:57
Cassatieberoep van een tussenuitspraak kan alleen tegelijk met het cassatieberoep van de einduitspraak worden ingesteld (tenzij de rechter tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld). De doorbrekingsjurisprudentie vindt hierbij geen toepassing. Lees meer…
Benoeming drie advocaten-generaal bij de Hoge Raad
De Ministerraad heeft op 26 januari 2024 ingestemd met de benoeming van drie advocaten-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Toegewezen verklaring voor recht ten onrechte aangemerkt als verklaring van waardeloosheid
HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1800
De Hoge Raad oordeelt dat een door de rechtbank toegewezen verklaring dat een recht waarvan de vestiging is ingeschreven in de openbare registers nietig is, geen verklaring van waardeloosheid in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW is. Alleen een verklaring waarbij de rechtbank een inschrijving met zoveel woorden waardeloos verklaart, is een verklaring als bedoeld in artikel 3:29 lid 1 BW. Dit betekent dat het oordeel van het hof dat appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep omdat zij de uitspraak van de rechtbank niet hebben ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, onjuist is. Lees meer…
Slagende motiveringsklacht over onbegrijpelijke uitleg buitenlands recht
Cassatieblog HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1630 (Ontbinding Montenegrijns huwelijk)
Deze zaak gaat over de ontbinding van een in Berane (tegenwoordig Montenegro) gesloten huwelijk. Het hof had een Duitstalig boek gebruikt voor het antwoord op de vraag of en hoe huwelijkse voorwaarden rechtsgeldig gemaakt konden worden volgens het destijds in Berane geldende recht. Een motiveringsklacht over ’s hofs lezing van dat boek slaagt. Lees meer…
Stelplicht ten aanzien van mede-eigendom
HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:24
De Hoge Raad oordeelt dat het hof te hoge eisen heeft gesteld aan de stelplicht van eiser, dan wel een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de gedingstukken. Voorts herhaalt de Hoge Raad dat voor een succesvol beroep op rechtsverwerking sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden, indien het recht alsnog geldend wordt gemaakt.
Cassatievlog #085 | Moet ook een werkgever de arbeidsovereenkomst duidelijk en ondubbelzinnig opzeggen?
HR 26 januari 2024 ECLI:NL:HR:2024:111
De Hoge Raad heeft een arrest gewezen over de maatstaf voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever. Jerre de Jong bespreekt in 3 minuten dit arrest.
Cassatievlog #085 is ook als podcast beschikbaar.
Handhaven van vernietigbaar octrooi leidt niet automatisch tot ongerechtvaardigde verrijking
HR 23 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1513 (Menzis/AstraZeneca)
De omstandigheid dat een partij niet onrechtmatig heeft gehandeld, brengt niet zonder meer mee dat de verrijking als gevolg van dat handelen gerechtvaardigd is. Handhaving van een later vernietigd octrooi brengt echter nog niet zonder meer mee dat de daardoor opgetreden verrijking van de octrooihouder ongerechtvaardigd is. Lees meer…
Een ‘8 EVRM-verweer’ vereist gedetailleerd rechterlijk onderzoek
HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:25 (Woonwagenbewoner/Gemeente Haarlem)
De ontruiming van een woning – of, zoals hier, een woonwagenstandplaats – vormt een (soms te rechtvaardigen) inmenging op het recht op eerbiediging van de woning (art. 8 EVRM). Wanneer dit grondrecht als verweer opgeworpen wordt, moet de rechter dat verweer gedetailleerd onderzoeken en zijn beslissing daaromtrent afdoende motiveren. Lees meer…
Veroordeling tot betaling van griffierecht in incidenteel hoger beroep?
HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1810
Het instellen van incidenteel hoger beroep is een processuele handeling waarvoor geen griffierecht is verschuldigd. Dat brengt echter niet mee dat de gevolgen van deze processuele handeling voor het griffierecht dat partijen in de zaak verschuldigd zijn, niet in het incidentele beroep voor rekening van de geïntimeerde kunnen worden gebracht. Lees meer…
De verjaringstermijn van renteswapvorderingen en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid bij schikkingsbepalingen
HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:19
De aanvang van de korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vereist daadwerkelijke bekendheid met de schade en de aansprakelijke persoon. Bij de beoordeling of de benadeelde daadwerkelijk bekend was met het tekortschietend of foutief handelen van de aansprakelijke persoon dient de rechter te betrekken of de benadeelde over de kennis en het inzicht beschikte om de deugdelijkheid van het handelen te kunnen beoordelen. Lees meer…