Wanneer volstaat indiening van één UEA bij een vof?

Wanneer volstaat indiening van één UEA bij een vof?

HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1914

Uit de rechtspraak van het HvJEU volgt niet dat een vennootschap onder firma (vof) alleen mag volstaan met een Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) als zij de voor de uitvoering van de opdracht benodigde middelen in eigendom heeft. Voldoende is dat een vof de volledige zeggenschap heeft over de middelen voor de uitvoering van de opdracht en (dus) geen beroep hoeft te doen op middelen van de andere vennoten, en daarmee op hun draagkracht.  Lees meer…

Cassatievlog #120 | Regels over rechterswissel gelden ook voor raden (niet-rechters)

Cassatievlog #120 | Regels over rechterswissel gelden ook voor raden (niet-rechters)

Hoge Raad 24 januari 2025, ECLI :NL:HR:2025:114

Hoe zat het ook alweer met de regels bij een rechterswissel na een mondelinge behandeling? En gelden die regels ook voor raden (niet-rechters) bij de Ondernemingskamer? Maartje Möhring bespreekt in een vlog van drie minuten een recente uitspraak van de Hoge Raad met de antwoorden op deze vragen.

Cassatievlog #120 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister hier de podcast of via uw favoriete podcastkanaal.

 

 

Wraking in het tuchtrecht

Wraking in het tuchtrecht

HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:87

Het gaat in deze cassatie in het belang der wet om een wrakingsbeslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De Hoge Raad overweegt onder meer dat het vermoeden van rechterlijke onpartijdigheid ook geldt voor een lid-beroepsgenoot van een tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Verder somt de Hoge Raad acht omstandigheden op die van belang kunnen zijn bij de vraag of sprake is van objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Lees meer…

Cassatievlog #119 |  Voorwaardelijke invrijheidstelling bij tenuitvoerlegging van buitenlandse sancties

Cassatievlog #119 | Voorwaardelijke invrijheidstelling bij tenuitvoerlegging van buitenlandse sancties

HR 17 januari 2025 ECLI:NL:HR:2025:88 en ECLI:NL:HR:2025:89 

Als een Nederlander in een andere EU-lidstaat wordt veroordeeld, kan Nederland besluiten de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf over te nemen. In dat geval wordt de tenuitvoerlegging beheerst door Nederlands recht en geldt in beginsel het Nederlandse regime voor voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Door verschillen met het v.i.-regime in de beslissingsstaat, kan het overnemen van de straf de facto leiden tot een strafverzwaring. De Hoge Raad gaat in twee uitspraken in op de mogelijkheden voor de Staat en de veroordeelde (in de vorm van rechtsbescherming) om zo’n strafverzwaring te voorkomen. In drie minuten bespreekt Matthijs Bakker deze uitspraken.

 

Kennisclip Hoger beroep #13: Bewijs en bewijsaanbiedingen

Kennisclip Hoger beroep #13: Bewijs en bewijsaanbiedingen

Kennisclip Hoger beroep #13: Bewijs en bewijsaanbiedingen

Geldt in hoger beroep hetzelfde ten aanzien van bewijs als in eerste aanleg? En wat verwachten gerechtshoven van partijen als het gaat om bewijs? In deze kennisclip gaat Jerre de Jong in op bewijs en bewijsaanbiedingen in hoger beroep. Hij bespreekt daarbij ook de eisen die de Hoge Raad stelt aan een aanbod tot getuigenbewijs in hoger beroep.

Benieuwd naar meer? Klik de link en bekijk de 17-delige serie Kennisclips Hoger Beroep op ons YouTube kanaal.

Procedures over vernietiging van arbitrages over misgelopen investeringen op de Krim

Procedures over vernietiging van arbitrages over misgelopen investeringen op de Krim

HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1807; ECLI:NL:HR:2024:1810; ECLI:NL:HR:2024:1812; ECLI:NL:HR:2024:1813.

Achtergrond

 Een bank, vastgoedinvesteerders, gasmaatschappijen en een luchthaven (de investeerders) zijn bij het Permanente Hof van Arbitrage (PHA) een arbitrageprocedure begonnen tegen de Russische Federatie op basis van een tussen Oekraïne en de Russische Federatie gesloten bilateraal investeringsverdrag (BIT 1998). Volgens de investeerders zijn de investeringen die zij deden op de Krim onteigend in strijd met dit verdrag na de incorporatie van de Krim door de Russische Federatie, waardoor zij schade hebben geleden.

Het PHA heeft in alle procedures een tussenuitspraak gewezen, waarin het heeft geoordeeld dat het bevoegd is om van de vorderingen van de investeerders kennis te nemen. Bij (gedeeltelijke) einduitspraak heeft het PHA in de zaken geoordeeld dat de Russische Federatie het BIT 1998 heeft geschonden.

De Russische Federatie heeft bij de Nederlandse rechter op meerdere gronden vernietiging van de arbitrale uitspraken gevorderd. Het hof heeft de vorderingen van de Russische Federatie afgewezen (link, link, link, link). Tegen deze beslissingen heeft de Russische Federatie cassatieberoep ingesteld. Lees meer…

Koerswijzigingsschade bij online casino

Koerswijzigingsschade bij online casino

HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1910

Het Gemeenschappelijk Hof was klaarblijkelijk van oordeel dat een andere valuta dan de Turkse lira niet relevant was voor de in Turkije woonachtige speler. De afwijzing van koerswijzigingsschade kan daarmee standhouden. De cessie aan het Curaçaose SBGOK maakt daarbij geen verschil. Het recht van een schuldeiser om betaling in de plaatselijke valuta te vorderen (art. 6:123 BW(C)), is hier niet van belang, daarvoor geldt namelijk de koers van de dag van betaling. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl