HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5549 (Palu di Mangel/Korpodeko)

Een onjuiste beslissing ten aanzien van de vraag of het griffierecht tijdig is betaald, is geen fout die zich leent voor eenvoudig herstel in de zin van art. 66 Rv Curaçao (art. 31 Rv NL). 

Naar het recht van Curaçao dient het in hoger beroep verschuldigde griffierecht in (zuivere) verzoekschriftprocedures – op straffe van verval van het ingestelde hoger beroep – uiterlijk op de laatste dag van de appeltermijn te zijn voldaan (art. 429o jo. 270 lid 5 Rv Curaçao).

In een procedure tussen Palu di Mangel en Korpodeko heeft eerstgenoemde op de laatste dag van de appeltermijn (11 januari 2011) hoger beroep ingesteld. Bij mondelinge beschikking van 5 april 2011 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (het Hof) geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan en heeft het Hof het hoger beroep vervallen verklaard. Diezelfde dag heeft Palu di Mangel het Hof bij brief verzocht om het hoger beroep niet vervallen te verklaren, nu het griffierecht wél tijdig is betaald. Bij schriftelijke beschikking van 11 april 2001 heeft het Hof zijn reeds op 5 april 2011 gegeven beslissingen herhaald en vastgelegd. Verder heeft het Hof het verzoek van Palu di Mangel om het hoger beroep alsnog niet vervallen te verklaren, afgewezen. Het Hof overweegt daartoe dat weliswaar is gebleken dat het griffierecht inderdaad tijdig is voldaan, maar dat het niet kan terugkomen van zijn (mondelinge) beschikking van 5 april 2011.

Verbetering kennelijke fout? (beschikking 11 april) 

In cassatie wordt in de eerste plaats betoogd dat het Hof in zijn beschikking van 11 april ten onrechte niet is teruggekomen van zijn beschikking van 5 april. Deze klacht wordt door de Hoge Raad verworpen, omdat het herstellen van de door het Hof in de eerste beschikking gemaakte fout, niet onder het toepassingsbereik valt van de wettelijke regeling met betrekking tot de verbetering van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. In Curaçao is deze regeling neergelegd in art. 66 Rv Curaçao, dat gelijkluidend is aan het Nederlandse art. 31 Rv. Uit een recent arrest van de Hoge Raad was al gebleken dat het toepassingsbereik van die bepaling beperkt is (zie HR 27 mei 2011, LJN BP8693, hier besproken op Cassatieblog). Dit wordt eens te meer bevestigd door het oordeel van de Hoge Raad in deze Caribische zaak. Nu art. 66 Rv het Hof in deze zaak geen soelaas kon bieden, mocht het Hof zijn beschikking van 5 april niet ongedaan maken – ook al was de fout nog zo evident. Het gesloten stelsel van in de wet geregelde rechtsmiddelen brengt namelijk mee dat een onjuist geachte rechterlijke einduitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal, sub 2.8).

Onbegrijpelijk oordeel (beschikking 5 april)

Het door Palu di Mangel aangewende rechtsmiddel – cassatieberoep – heeft succes. Palu di Mangel had in cassatie in namelijk ook nog betoogd dat het Hof in zijn beschikking van 5 april ten onrechte het hoger beroep vervallen heeft verklaard in verband met het niet tijdig betalen van griffierecht. Deze klacht acht de Hoge Raad gegrond, aangezien uit de beschikking van 11 april is gebleken dat het griffierecht wél tijdig is betaald. De gegrondheid van de klacht treft ook de beschikking van 11 april, nu die in zoverre op de beschikking van 5 april voortbouwt.

De zaak is door de Hoge Raad voor de verdere behandeling verwezen naar het Hof.

Overigens oppert de Advocaat-Generaal in haar conclusie voor deze zaak (sub 2.8) dat het aan de wetgever is om zich de vraag te stellen of art. 31 Rv niet zodanig zou moeten worden gewijzigd dat gevallen als de onderhavige onder de wettelijke bepaling vallen, waarmee de tijdrovende en kostbare weg van het instellen van een gewoon rechtsmiddel kan worden vermeden. Naar aanleiding van de enigszins ongelukkige gang van zaken in deze zaak kan men zich daar iets bij voorstellen.

Cassatieblog.nl

Share This