Bepaling waarde van appartementsrecht bij opzegging erfpacht
HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1578 (VvE/Gemeente Bloemendaal).
Bij ernstig tekortschieten van de erfpachter kan de eigenaar de erfpacht opzeggen. In dat geval heeft de erfpachter wel recht op een vergoeding van de waarde van het zakelijk recht, met aftrek van wat de eigenaar nog te vorderen heeft. Wanneer het erfpachtrecht in appartementsrechten is gesplitst, geldt datzelfde voor de gewezen eigenaar van het appartementsrecht. Hiervan kan niet ten nadele van de voormalig rechthebbende worden afgeweken. In de erfpachtakte kan een regeling worden opgenomen voor de wijze waarop die waarde van het zakelijk recht moet worden bepaald. Omdat niet ten nadele van de voormalig rechthebbende kan worden afgeweken van de verplichting van de eigenaar om de waarde van het zakelijk recht te vergoeden, is een in de akte opgenomen regeling nietig als deze niet in redelijkheid kan worden geacht ertoe te strekken dat minstens de naar objectieve maatstaven vast te stellen waarde van het zakelijk recht wordt bepaald. Wanneer de opgenomen regeling niet nietig is, kan deze in een concreet geval alsnog buiten toepassing blijven als het resultaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. (meer…)
Incidentele vordering tot ontslag van instantie
HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1527
Het enkele feit dat bij een verwerping van het cassatieberoep ook een andere dan de gefailleerde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld, brengt niet mee dat de curatoren geen belang hebben bij hun incidentele vordering tot ontslag van instantie ex art. 27 lid 2 Fw. Dat belang is immers in elk geval daarin gelegen dat voor hen geen verhaal mogelijk is van een eventuele proceskostenveroordeling ten laste van de gefailleerde. (meer…)
Verzuim en redelijke termijn voor de nakoming
HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581
(i) Eerder gestelde termijnen en sommaties aan de schuldenaar kunnen ertoe leiden dat de bij ingebrekestelling gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet eerder een termijn was gesteld of gesommeerd. Dit geldt zelfs als die eerdere termijnen geen fataal karakter hadden en de eerdere sommaties niet aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeden.
(ii) De omstandigheden van het geval kunnen met zich meebrengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij de door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen. (meer…)
Stuitingshandeling en eerdere correspondentie tussen partijen
HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1489
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis kan onder meer worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling kan mede betekenis toekomen aan de eerdere correspondentie tussen partijen. (meer…)
Wet Bopz: opnieuw horen van betrokkene na aanhouding behandeling ter zitting
HR 11 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2019:1562
De Hoge Raad bevestigt de eerdere jurisprudentie over de hoorplicht van de rechter. Bij het verlenen van een voorlopige machtiging in het kader van de Wet Bopz dient de betrokkene door de rechtbank gehoord te worden, ook als er sprake is van een voortzetting van een mondelinge behandeling. (meer…)
Recente berichten
- Cassatievlog #118 | ‘Eerste aflossing’ ex art. 349a lid 1 Fw
- Wat is de ‘eerste aflossing’ in de zin van art. 349a lid 1 Fw?
- De Staat is belanghebbende in een procedure ex art. 1:26 BW tot erkenning van buitenlandse adoptiebeslissing
- Geen gratie na veroordeling voor een verjaard feit
- Man die zijn echtgenote in ontoerekeningsvatbare toestand om het leven brengt, is niet onwaardig om te erven – maar erft toch niet
- De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van art. 798 lid 1 Rv is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of cassatieberoep openstaat
- Rechtsmacht Nederlandse rechter op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter
- Voor inbezitneming van ‘publieke grond’ geldt geen afzonderlijke maatstaf
Dossiers
- Aanbestedingsrecht (12)
- Aansprakelijkheid en schadevergoeding (326)
- Arbeidsrecht (226)
- Bijzondere overeenkomsten (47)
- Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES) (67)
- Erfrecht (38)
- Europees recht (86)
- Financieel recht (51)
- Goederenrecht (92)
- Grondrechten en mensenrechten (63)
- Hoge Raad Algemeen (59)
- Huurrecht (76)
- Huwelijksvermogensrecht (68)
- Insolventierecht (200)
- Intellectuele-eigendomsrecht (115)
- Internationaal privaatrecht (81)
- Internationaal publiekrecht (25)
- Kooprecht (14)
- Mededingingsrecht (20)
- Ondernemingsrecht (102)
- Onteigeningsrecht (71)
- Overheidsrecht (177)
- Pensioenrecht (23)
- Personen- en familierecht (210)
- Prejudiciële uitspraken HvJEU (27)
- Prejudiciële vragen Hoge Raad (135)
- Privacy -AVG (4)
- Proces- en beslagrecht (847)
- Strafrecht (7)
- Verbintenissenrecht (291)
- Vermogensrecht algemeen (85)
- Vervoersrecht (26)
- Verzekeringsrecht (76)
- Wetgeving cassatierechtspraak (13)
- Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud) (119)