Selecteer een pagina

HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581

(i) Eerder gestelde termijnen en sommaties aan de schuldenaar kunnen ertoe leiden dat de bij ingebrekestelling gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet eerder een termijn was gesteld of gesommeerd. Dit geldt zelfs als die eerdere termijnen geen fataal karakter hadden en de eerdere sommaties niet aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeden.

(ii) De omstandigheden van het geval kunnen met zich meebrengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij de door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen.

Achtergrond

In deze zaak heeft een hoofdaannemer (Fraanje) de overeenkomst met een onderaannemer (Alukon) ontbonden na een periode van discussie en correspondentie over de termijn en de kwaliteit van de nakoming door de onderaannemer. Volgens rechtbank en hof is de ontbinding krachteloos omdat de onderaannemer niet in verzuim verkeerde.

Ingebrekestelling: termijn

Voor het intreden van het verzuim is in het algemeen een ingebrekestelling vereist; dit is een schriftelijke verklaring, houdende een aanmaning (sommatie, aanzegging) om binnen een redelijke, in de verklaring aangegeven termijn, te presteren (art. 6:82 BW). Voldoet de schuldenaar niet aan de aanmaning, dan treedt het verzuim in op het aangegeven tijdstip.

De lengte van de termijn voor nakoming die aan de schuldenaar moet worden gegeven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Een relevante omstandigheid is volgens de Hoge Raad de tijd die de schuldenaar vóór aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden. In de meeste gevallen staat het de schuldenaar niet vrij om te wachten met het verrichten van voorbereidende handelingen tot hij aangemaand wordt, aldus de Hoge Raad onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat

“(…) termijnen die eerder zijn gesteld en het eerder door de schuldeiser sommeren van de schuldenaar, van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de redelijkheid van de in een aanmaning gestelde termijn. Dat de schuldeiser voorafgaand aan de aanmaning termijnen heeft gesteld of de schuldenaar heeft gesommeerd, kan meebrengen dat de in de aanmaning gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet al eerder een termijn was gesteld of gesommeerd. Ook door de schuldenaar zelf gewekte verwachtingen ten aanzien van de termijn van nakoming wegen daarbij mee. De omstandigheden dat die eerdere termijnen geen fataal karakter hadden en dat de eerdere sommaties niet aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeden, staan niet eraan in de weg dat zij kunnen leiden tot verkorting van de termijn die de schuldenaar bij een daarop volgende aanmaning moet worden gegeven om na te komen, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar in verzuim komt.”

Verzuim zonder ingebrekestelling

Verzuim kan ook zonder ingebrekestelling intreden. Art. 6:83 BW noemt drie gevallen waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar dit is geen limitatieve opsomming. Mede in verband met de hanteerbaarheid in de praktijk van het wettelijk stelsel, kan onder omstandigheden een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt (zie bijvoorbeeld HR 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4358, rov. 3.4). Daarom, zo overweegt de Hoge Raad:

“(…) kunnen de omstandigheden van het geval met zich brengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen. Wat in dat verband een redelijke termijn voor de uitlating van de schuldenaar is, hangt af van de omstandigheden. Daarbij kan mede een rol spelen of de gestelde termijn gebruikelijk is in de branche waarin partijen actief zijn.”

De eisen die aan de reactie van de schuldenaar mogen worden gesteld, zijn afhankelijk van de omstandigheden. Daarbij is volgens de Hoge Raad onder meer van belang hoe concreet de schuldeiser de te herstellen gebreken heeft aangeduid en hoe specifiek hij heeft aangedrongen op een mededeling van de schuldenaar. Bij de beoordeling of de schuldeiser uit de reactie van de schuldenaar, of uit het uitblijven daarvan, heeft mogen afleiden dat de schuldenaar niet tijdig of niet behoorlijk zou nakoming, kunnen ook latere feiten en omstandigheden van belang zijn, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad vernietigt en verwijst, nadat A-G Valk eerder al tot vernietiging en verwijzing had geconcludeerd.

Cassatieblog.nl

Share This