HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1412
Een schadestaatprocedure is ten opzichte van een eerdere schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen ‘een ander geding’ in de zin van art. 236 Rv. Daarom komt aan een beslissing over de rechtsbetrekking in geschil in een onherroepelijk vonnis in een schadestaatprocedure gezag van gewijsde toe in een volgende schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen.
Feiten
Sleutelstad is een projectontwikkelaar. NS was eigenaar van een strook grond bij het station in Leiden. Sleutelstad had een voorkeursrecht van koop voor een deel van die strook. In 1996 heeft NS de strook in strijd met dit voorkeursrecht verkocht aan de gemeente Leiden. Het hof heeft NS in de hoofdzaak veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat vanwege het niet naleven van het voorkeursrecht. In de daarop gevolgde eerste schadestaatprocedure heeft de rechtbank NS aanvankelijk veroordeeld tot betaling van EUR 432.835,76 aan gederfde ontwikkelingswinst. Het hof heeft dit vonnis vernietigd en de vordering van Sleutelstad alsnog afgewezen. Het hof overwoog dat Sleutelstad aan haar vordering ten grondslag had gelegd dat zij in 1996/1997 haar beoogde project op de strook zou hebben gerealiseerd. Gezien de marktomstandigheden in 1996 en 1997 was de winstpotentie van een dergelijke realisatie volgens het hof echter niet in een concreet bedrag om te zetten. De schade kon ook niet worden geschat. Het hof hield in de eerste schadestaatprocedure geen rekening met het scenario van een latere realisatie, omdat Sleutelstad dit niet reeds in haar memorie van grieven bij de schadebegroting had betrokken.
De onderhavige procedure
Sleutelstad is daarop een tweede schadestaatprocedure gestart. Dat is de onderhavige procedure. Zij vordert nu vergoeding van de ontwikkelingswinst die zij zou hebben genoten als zij in 1996 de strook zou hebben verkregen, maar deze pas op een later moment zou hebben ontwikkeld. Het hof heeft deze vordering afgewezen. Het heeft overwogen dat een tweede schadestaatprocedure niet een geheel is met een eerste schadestaatprocedure en de hoofdzaak. Volgens het hof is in dit geval daarom ook de uitspraak in de eerste schadestaatprocedure onherroepelijk geworden. De afwijzing van de schadevordering van Sleutelstad in die eerste schadestaatprocedure betrof volgens het hof ook dezelfde misgelopen ontwikkelingswinst van Sleutelstad. Aan de beslissing over die misgelopen winst komt daarom gezag van gewijsde toe.
De Hoge Raad
Sleutelstad klaagt in cassatie dat het hof heeft miskend dat de eerste schadestaatprocedure niet een ander geding is dan de tweede schadestaatprocedure, omdat opeenvolgende schadestaatprocedures voor de toepassing van art. 236 Rv als één geding hebben te gelden. De Hoge Raad verwerpt deze klacht:
“Een schadestaatprocedure moet ten opzichte van een eerdere schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen worden beschouwd als ‘een ander geding’ in de zin van art. 236 Rv. Daarom komt aan een beslissing die de rechtsbetrekking in geschil betreft en die is vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis dat is gewezen in een schadestaatprocedure, op de voet van art. 236 Rv gezag van gewijsde toe in een volgende schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen.”
Afdoening
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Deze afdoening is conform de conclusie van plaatsvervangend P-G Langemeijer. Die conclusie gaat ook in op wat moet worden verstaan onder ‘de rechtsbetrekking in geschil’ in art. 236 Rv.
Sleutelstad werd in cassatie onder meer bijgestaan door de auteur.