HR 23 december 2022 ECLI:NL:HR:2022:1940
Het oordeel van het hof dat de grieven aangaande opschorting samenhangen met de grieven aangaande dwaling, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep op opschorting en het beroep op dwaling steunen namelijk op dezelfde feitelijke omstandigheid.
Achtergrond
Deze zaak gaat over een appartementsrecht met betrekking tot een woning in het complex Pentagon in Curaçao. Naast het complex ligt de Steensteeg, een perceel dat eigendom is van het Land Curaçao.
In 2017 is een koopovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan verweerster in cassatie de economische eigendom van de woning verkoopt aan verzoekster tot cassatie.
Verzoekster tot cassatie heeft de koopsom niet betaald. De levering heeft als gevolg hiervan niet plaatsgevonden. Hierop is verweerster in cassatie overgegaan tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en heeft zij aanspraak gemaakt op betaling van de contractuele boete door verzoekster tot cassatie
Vervolgens heeft verzoekster tot cassatie de overeenkomst op haar beurt gedeeltelijk ontbonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete. Verzoekster tot cassatie stelt namelijk dat sprake is van overbouw. Dit betekent dat het Pentagon-complex zich gedeeltelijk uitstrekt over de Steensteeg, die toebehoort aan het Land Curaçao. Als zou worden bewerkstelligd dat de Steensteeg moet worden hersteld, dan moet de muur van het Pentagon-complex naar binnen worden verplaatst. Verzoekster tot cassatie zou daar nadeel van ondervinden en was bij het sluiten van de koopovereenkomst niet op de hoogte van het feit dat sprake was van overbouw.
Vanwege de overbouw vreesde verzoekster tot cassatie dat verweerster in cassatie toerekenbaar tekort zou schieten bij de nakoming van koopovereenkomst. Verzoekster tot cassatie heeft daarom harerzijds de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de koopovereenkomst opgeschort.
In deze procedure vordert verzoekster tot cassatie daarom primair – op grond van de hierboven bedoelde toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst – betaling van de contractuele boete en terugbetaling van de door haar betaalde waarborgsom. Subsidiair vordert verzoekster tot cassatie vernietiging van de overeenkomst en terugbetaling van de betaalde waarborgsom, op grond van dwaling.
Het gerecht en het hof
Bij vonnis heeft het gerecht in eerste aanleg van Curaçao de vordering van verzoekster tot cassatie afgewezen. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft dit vonnis bekrachtigd.
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat inderdaad sprake is van overbouw. Het hof constateert vervolgens dat de betreffende woning niet vlakbij de muur van het Pentagon-complex is gelegen. Zelfs als het land Curaçao de Steensteeg zou willen herstellen en de Pentagonmuur naar binnen verplaatst zou worden, valt daarom volgens het hof niet in te zien dat het daardoor geleden nadeel opschorting van de koopovereenkomst door verzoekster tot cassatie rechtvaardigt. De tegen dit oordeel gerichte grieven (1 en 2) falen. De overige grieven hangen samen met dit oordeel en falen daarom eveneens, aldus het hof.
De Hoge Raad
In cassatie wordt geklaagd over rov. 2.10 van het hof. In die rechtsoverweging beslist het hof dat grief 5, die is gericht tegen de verwerping van het beroep op dwaling, samenhangt met de grieven 1 en 2, die zien op het beroep op opschorting, en dus ook moet falen. Volgens het middel geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans is het onvoldoende gemotiveerd, omdat voor dwaling een ander beoordelingskader geldt dan voor opschorting. Er is daarom geen sprake van samenhang tussen grieven 1 en 2 enerzijds en grief 5 anderzijds, aldus het middel.
De Hoge Raad volgt het cassatiemiddel niet en laat het oordeel van het hof in stand. Hij overweegt:
3.2
De klacht faalt. De door het hof genoemde samenhang ziet klaarblijkelijk op de omstandigheid dat zowel het beroep op dwaling als het beroep op opschorting in belangrijke mate steunde op de door [verzoekster tot cassatie] gestelde overbouw. Het hof heeft in de bestreden overweging kennelijk – in navolging van rov. 4.25 van het vonnis van het gerecht (zie hiervoor in 2.3) – tot uitdrukking willen brengen zowel dat het door [verzoekster tot cassatie] mogelijk van de overbouw ondervonden nadeel geen opschorting van haar verplichtingen rechtvaardigde, als dat niet aannemelijk was dat [verzoekster tot cassatie] de overeenkomst niet zou zijn aangegaan als hij van de overbouw op de hoogte was geweest. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is, mede tegen de achtergrond van de gedingstukken, voldoende begrijpelijk gemotiveerd.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. Dit oordeel is contrair aan de conclusie van A-G Rank-Berenschot. De A-G concludeerde tot vernietiging en verwijzing, omdat niet duidelijk is waaruit de door het hof doorslaggevend geachte samenhang in rov. 2.10 bestaat.
Verzoekster tot cassatie is in de cassatieprocedure bijgestaan door Hans van Wijk en Maartje Möhring, en in feitelijke instanties door Michiel van den Brink.