HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523
Van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, hangt in de eerste plaats af van wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Als de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de leer van de dominant cause te onderzoeken. Het hof heeft dit miskend, althans zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad legt de verzekeringsovereenkomst echter alsnog zelf in het nadeel van eisers uit.
De casus en de procedure in de feitelijke instanties
Eisers exploiteren een agrarische onderneming. Zij hebben bij Allianz een verzekering gesloten die onder meer dekking biedt tegen stormschade. Het bedrijf van eisers wordt getroffen door een hevige storm, die in de weerkunde wordt gekwalificeerd als ‘supercell’. Deze storm ging gepaard met windstoten en hagel. Er is schade ontstaan aan onder meer daken van gebouwen van eisers ten bedrage van € 221.921,–. Eisers hebben deze schade gemeld bij Allianz. Allianz heeft een expert ingeschakeld. Diens rapport houdt onder meer in dat sprake is van schade door hagel en niet van directe schade door storm. Allianz heeft uitkering geweigerd omdat de expert heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door hagel, wat een niet verzekerde gebeurtenis is.
Eisers vorderen van Allianz nakoming van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank heeft hun vordering toegewezen tot een bedrag van € 75.171,–. Het hof heeft de vordering alsnog geheel afgewezen. Het heeft aan deze afwijzing, kort gezegd, het volgende ten grondslag gelegd. Omdat de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, hangt het antwoord op de vraag of de schade is gedekt ervan af of de storm de rechtens relevante oorzaak is geweest van de schade (dominant cause-leer). Een oorzaak kwalificeert als rechtens relevant als die geldt als de meest effectieve of meest dominerende factor voor het ontstaan van de schade. De rechtens relevante oorzaak wordt mede vastgesteld met inachtneming van de regels van gezond verstand. Toepassing van deze maatstaf brengt volgens het hof mee dat de inslaande hagelstenen de rechtens relevante oorzaak van de schade zijn. Een gemiddeld persoon met gezond verstand zal in een dergelijk geval immers – mede gezien het schadebeeld – de hagel en niet de storm als schadeoorzaak aanwijzen. Daaraan kan niet afdoen dat de extreme omvang van de hagelstenen heeft kunnen ontstaan door de hevige storm. Dit betekent dat de schade niet als stormschade is gedekt. Het betoog van eisers, dat de schade onder de verzekering is gedekt omdat Allianz indirecte schade veroorzaakt door storm niet van dekking heeft uitgesloten, faalt. Het gaat hier om een polis waarbij de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen (named perils-polis). De door eisers afgesloten module 592, voor stormschade, dekt de schade aan de gebouwen van eisers niet. Daarbij merkt het hof op dat Allianz erop heeft gewezen dat clausule 593 de mogelijkheid bood om ook hagelschade te verzekeren en dat eisers daar niet voor hebben gekozen. Eisers hebben dit volgens het hof niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Een en ander leidt ertoe dat de schade niet onder de verzekering is gedekt, aldus het hof.
De Hoge Raad
Eisers klagen in cassatie eerst dat het hof ten onrechte de dominant cause-leer heeft toegepast, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet één van de door hen genoemde causaliteitsmaatstaven moet worden toegepast (de condicio sine qua non-leer, dan wel de leer van de adequate veroorzaking).
Deze klachten slagen. Van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, hangt in de eerste plaats af van wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Als de overeenkomst geen causaliteitsmaatstaf inhoudt, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van het causale verband in beginsel aan de hand van de leer van de dominant cause te onderzoeken (HR 4 juni 2021, besproken in CB 2021-61). Als het hof heeft bedoeld dat, omdat de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, de dominant cause-leer bepalend is voor het antwoord op de vraag of de schade van eisers onder de verzekering is gedekt, geeft dat oordeel dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Als het hof niet van die onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan, is zijn oordeel dat de dominant cause-leer moet worden toegepast onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van eisers dat een andere causaliteitsmaatstaf beter past bij de bepalingen van de polis en de omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad laat het bestreden arrest echter toch in stand. Hij overweegt daartoe eerst dat het hof heeft vastgesteld dat de verzekeringspolis een zogenoemde named perils-polis is, waarbij de verzekerde per object en per evenement voor een bepaalde dekking kan kiezen. In dit geval bood clausule 593 onbetwist de mogelijkheid hagelschade te verzekeren. De Hoge Raad verwerpt de motiveringsklacht van eisers dat zij clausule 593 niet kenden en dat zij dus niet (bewust) ervoor hebben gekozen om geen hageldekking te nemen. Vervolgens legt de Hoge Raad de overeenkomst op het punt van het causaal verband zelf uit en wijst hij de vordering alsnog af:
“De aard van de onderhavige verzekering (named perils-polis) brengt mee dat de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. Eisers hebben met betrekking tot hun opstallen gekozen voor toepasselijkheid van (onder meer) clausule 592 met dekking voor stormschade. (…) Daarnaast staat vast dat voor eisers de mogelijkheid bestond om door middel van clausule 593 (…) naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, maar dat eisers daarvoor niet hebben gekozen. In het licht van de aard van de onderhavige verzekering als named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van clausule 592, en de omstandigheid dat clausule 593 de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – clausule 592 beperkt worden uitgelegd in die zin dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Bij die uitleg past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf (alsnog) onder de dekking van clausule 592 te brengen door de hagelschade aan te merken als een gevolg van storm in de zin van de polis.
In cassatie is niet bestreden de vaststelling van het hof in rov. 4.5, die strookt met de (…) rapportage van het expertisebureau, dat op 23 juni 2016 hagelstenen met extreme afmetingen zijn gevallen, die onder meer de golfplaten op de varkensstallen van eisers hebben geperforeerd.
De conclusie van het voorgaande moet dan ook zijn dat in dit geval de op 23 juni 2016 ontstane schade aan de gebouwen van eisers naar redelijkheid niet kan worden beschouwd als een gevolg van storm in de zin van de polis.”
Hoewel de klachten over het toepassen van de dominant cause-leer gegrond zijn, leiden die dus toch niet tot vernietiging van het bestreden arrest.
Afdoening
De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze afdoening wijkt af van de conclusie van A-G Hartlief, die tot vernietiging strekte.
Eisers zijn in cassatie bijgestaan door de auteur en in feitelijke instanties door Annemieke de Leeuw-Blokland (Lindenbergh Advocaten)