HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1076 (Eiseres/Primar S.A.R.L.)

Ingevolge het Weens Koopverdrag is de verkoper aansprakelijk indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het moment dat het risico op de koper overgaat. Het hof is ten onrechte voorbijgegaan aan de essentiële stelling van eiseres over de gebrekkigheid van de zaken bij levering en heeft het bewijsoordeel van de rechtbank miskend.

Non-conforme tomaten

Eiseres koopt door tussenkomst van een Franse agent verschillende ladingen tomaten van de vennootschap naar Frans recht Primar. De tomaten zijn afkomstig uit Marokko en worden in Perpignan onder toezicht van Primar in vrachtwagens van diverse vervoerders geladen voor het vervoer naar de vestigingsplaats van eiseres. In de vestigingsplaats vindt vervolgens visuele inspectie van de tomaten plaats, waarna de tomaten worden overgeladen in andere vrachtwagens en vervoerd naar diverse bestemmingen in Oost-Europa, waaronder Moskou.

Nadat door de ontvangers in Moskou is geklaagd over de kwaliteit van een aantal ladingen tomaten, laat eiseres de tomaten onderzoeken en deskundigenrapporten opmaken. Primar accepteert de klachten niet, waarna eiseres de facturen voor de betreffende ladingen tomaten niet betaalt.

Achtergrond: het Weens Koopverdrag

Het Weens Koopverdrag (Trb. 1981/184 en Trb. 1986/61 (Nederlandse vertaling)) is (in beginsel) van toepassing op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken gesloten door partijen die in verschillende staten gevestigd zijn (art. 1 lid 1). Hierbij moeten partijen in een van de verdragsluitende staten gevestigd zijn of moeten de regels van internationaal privaatrecht het recht van een verdragsluitende staat aanwijzen. Nederland en Frankrijk zijn beide partij bij het Verdrag. Artikel 39 lid 1 bepaalt dat de koper in een geval van non-conformiteit de verkoper binnen een redelijke termijn na ontdekking hiervan in kennis dient te stellen. Artikel 69 geeft een bijzondere regel voor de overgang van het risico van schade aan geleverde zaken. Dit risico gaat, kort gezegd, over op de koper wanneer hij de zaken overneemt.

Feitelijke instanties

Eiseres vordert voor de rechtbank Rotterdam, voor zover van belang, dat Primar wordt veroordeeld tot betaling van de door haar geleden en nog te lijden schade. Primar vordert op zijn beurt dat eiseres de openstaande facturen voldoet. Partijen verschillen onder andere van mening over de vraag of de tomaten reeds gebrekkig waren op het moment dat ze bij eiseres werden afgeleverd, of dat dit gebrek pas later is ontstaan tijdens het transport van de vestigingsplaats van eiseres naar Moskou. De rechtbank oordeelt in een tussenvonnis dat het Weens Koopverdrag van toepassing is voor zover eiseres haar vordering baseert op de overeenkomst tussen haar en Primar, en dat voor het overige Frans recht van toepassing is. Ook draagt zij eiseres het bewijs van feiten en omstandigheden op die relevant zijn voor de beslechting van het geschil. In haar eindvonnis oordeelt de rechtbank dat eiseres niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Zij wijst de vordering van eiseres af, omdat zij niet tijdig bij Primar had geklaagd over de gebrekkige tomaten (art. 39 lid 1 Weens Koopverdrag), en wijst de vordering van Primar deels toe.

In hoger beroep oordeelt het hof ’s-Gravenhage bij tussenarrest dat de rechtbank eiseres op geen enkel onderdeel van de bewijsopdracht in het haar opgedragen bewijs geslaagd heeft geacht. Om die reden laat het hof eiseres toe tot het bewijs dat alle partijen tomaten reeds bij belading in Perpignan te oud waren. In een tweede tussenarrest oordeelt het hof dat eiseres dit niet heeft kunnen bewijzen. Het hof gaat er vervolgens vanuit dat de tomaten in goede staat waren op het moment dat zij in de vestigingsplaats bij eiser verkeerden, maar sluit niettemin niet uit dat later toch nog gebreken aan het licht zijn gekomen. Volgens het hof heeft eiseres binnen de redelijke termijn van artikel 39 Weens Koopverdrag geklaagd over de kwaliteit van de tomaten.

In zijn eindarrest bekrachtigt het hof het oordeel van de rechtbank onder aanvulling van gronden. Het hof oordeelt dat Primar wist of behoorde te weten dat Moskou de eindbestemming van de tomaten was of kon zijn. Om aan de vereiste van conformiteit te voldoen moesten de tomaten van een zodanige kwaliteit zijn dat zij de reis naar Moskou konden doorstaan. Vaststaat, op grond van de deskundigenrapporten die eiseres heeft laten opmaken, dat de tomaten bij aankomst in Moskou niet (meer) in goede staat verkeerden. De vraag is vervolgens of dit gebrek is veroorzaakt door infectie van de tomaten met ziektekiemen opgelopen voorafgaand aan het vervoer (zoals de deskundigen hadden geopperd) of aan een andere oorzaak te wijten is. Het hof overweegt onder verwijzing naar het Weens Koopverdrag dat de verkoper aansprakelijk is indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het moment dat het risico op de koper overgaat. In dit geval, aldus het hof, is met het overladen van de tomaten in de vestigingsplaats van eiseres het risico van Primar op eiseres overgegaan. Omdat niet vaststaat dat de tomaten onder de juiste omstandigheden naar Moskou zijn vervoerd, kan niet worden uitgesloten dat de tomaten tijdens het transport beschadigd zijn geraakt. Bovendien heeft eiseres naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat de tomaten wel op de juiste wijze zijn vervoerd, zodat zij op dit punt niet tot nader bewijs wordt toegelaten. 

Cassatie

Primar laat in cassatie verstek gaan. Eiseres komt (onder meer) op tegen het oordeel van het hof met de klacht dat het hof volledig is voorbijgegaan aan haar stelling dat de tomaten reeds bij levering in de vestigingsplaats non-conform waren. De tomaten waren, aldus eiseres, behept met een verborgen gebrek bestaande uit ziektekiemen die verband hielden met de omstandigheden rondom de productie en het oogsten van de tomaten in Marokko. Indien vast komt te staan dat de tomaten al voor de levering in de vestigingsplaats van eiseres gebrekkig waren, komt de schade op grond van artikel 69 van het Weens Koopgedrag voor rekening van Primar. De klacht slaagt; de Hoge Raad overweegt:

“3.3.2 (…) … [Eiseres] had … gemotiveerd betoogd dat de tomaten reeds bij de levering in [vestigingsplaats] gebrekkig waren. Indien dat betoog juist zou zijn, komt de schade voor rekening van Primar op grond van het in cassatie onbestreden oordeel van het hof in rov. 16.4.1 dat de verkoper ingevolge het Weens Koopverdrag aansprakelijk is indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het moment dat het risico op de koper overgaat. In dat geval is niet meer van belang of de tomaten tijdens het daaropvolgende transport van [vestigingsplaats] naar Moskou goed zijn gekoeld en op de juiste temperatuur zijn gehouden. Het betoog van [eiseres] over de gebrekkigheid van de tomaten bij de levering in [vestigingsplaats] behelst derhalve een essentiële stelling, waaraan het hof niet voorbij had mogen gaan.”

Zoals de A-G Vlas in zijn conclusie opmerkt (nr. 2.5), is de stelling van eiser beslissend voor de vraag wie op grond van artikel 69 Weens Koopverdrag aansprakelijk is voor de schade aan de tomaten. Na verwijzing zal derhalve alsnog dienen te worden vastgesteld wanneer de schade aan de tomaten is ontstaan.

Ook het tweede cassatiemiddel slaagt. Met dit middel klaagt eiseres dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de rechtbank haar op geen enkel onderdeel geslaagd heeft geacht in de bewijsopdracht inhoudende dat de tomaten niet voldeden aan de door eiseres met Primar overeengekomen kwaliteitseis. De rechtbank had een drieledige bewijsopdracht aan eiseres verstrekt, waarvan de non-conformiteit de derde component vormde. Aan een oordeel over de overeengekomen kwaliteitseis kwam de rechtbank echter in het geheel niet toe, omdat zij van oordeel was dat eiseres niet tijdig had geklaagd en zich daarom jegens Primar niet meer op non-conforme levering kon beroepen. De rechtbank heeft een beoordeling van de bewijsopdracht met betrekking tot de non-conformiteit dan ook buiten beschouwing gelaten. Het oordeel van het hof is daarmee onbegrijpelijk.

Het derde cassatiemiddel doet de Hoge Raad af met artikel 81 lid 1 RO omdat het berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest.

De Hoge Raad vernietigt de arresten van het gerechtshof Den Haag en verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing. Hiermee volgt de Raad de conclusie van de Advocaat-Generaal Vlas.

Cassatieblog.nl

Share This