HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0567
De verlegging van de risicoaansprakelijkheid van de gebruiker naar de bewaarder van gevaarlijke stoffen (art. 6:175 lid 2 BW) staat niet eraan in de weg dat de gebruiker ook zelf op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk is wegens schending van een op hem rustende zorgplicht, indien het desbetreffende gevaar zich verwezenlijkt. De Hoge Raad geeft in dit arrest een maatstaf voor de beoordeling van die aansprakelijkheid.
CMI heeft als bewaarder chemische stoffen – waaronder de gevaarlijke stof calciumhypochloriet – in opslag gehouden voor Melchemie als eigenaar. Na een inspectie waarbij schendingen van de veiligheidsvoorschriften zijn geconstateerd, heeft de milieudienst CMI opgedragen met onmiddellijke ingang de voorschriften na te leven. CMI heeft Melchemie over dit bericht van de milieudienst ingelicht, waarna binnen Melchemie intern is gerapporteerd aan de directeur. Nadien is brand ontstaan in de loods waar de stoffen van Melchemie lagen opgeslagen, doordat een vat met chemicaliën, dat in strijd met de veiligheidsvoorschriften nabij de vaten met calciumhypochloriet was geplaatst, op vaten met hypochloriet is gevallen. Bij die brand is de in een naastgelegen loods opgeslagen partij paardenhaar van Delbanco geheel verloren gegaan.
Delbanco en haar verzekeraars spreken in deze procedure de eigenaar van de gevaarlijke stoffen die de brand hebben veroorzaakt, Melchemie, aan tot schadevergoeding. Aan deze vordering hebben zij ten grondslag gelegd dat Melchemie toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met haar zorgplicht na te laten de stoffen elders in bewaring te geven en andere maatregelen ter voorkoming van het gevaar te treffen, maar in plaats daarvan de aan CMI toevertrouwde hoeveelheid stoffen juist te vergroten. Het hof heeft de vordering toegewezen.
De Hoge Raad stelt in zijn arrest voorop dat de in art. 6:175 lid 2 BW bewerkstelligde verlegging van de risicoaansprakelijkheid van de gebruiker naar de bewaarder er niet aan in de weg staat dat de gebruiker wegens schending van een op hem rustende zorgplicht met betrekking tot de in bewaring gegeven gevaarlijke stof op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk is, indien het in art. 6:175 lid 1 BW genoemde gevaar zich verwezenlijkt. De Hoge Raad overweegt vervolgens:
“4.1 (…) Of de bewaargever (…) heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door na te laten de zorg te betrachten die in de gegeven situatie van hem mocht worden verlangd, hangt af van een weging van alle relevante omstandigheden van het geval. Deze afweging dient te geschieden in het licht van de aard van de onderhavige zorgplicht welke erop is gericht zoveel mogelijk te voorkomen dat het aan de in bewaring gegeven stof inherente gevaar van ernstige aard voor personen of zaken zich verwezenlijkt. Daarbij moet in het bijzonder acht worden geslagen op de kans op schade, de aard en ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid van te nemen voorzorgsmaatregelen, maar ook op de bij de bewaargever als beroeps- of bedrijfsmatig gebruiker aanwezig te achten kennis van:
– de geldende veiligheidsvoorschriften voor opslag van de bewuste stof;
– (de specifieke) overtredingen van die veiligheidsvoorschriften;
– de kans op verwezenlijking van het aan de stof inherente bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken als gevolg van die overtredingen;
– andere aldaar opgeslagen stoffen en de gevaren die (kunnen) ontstaan als de stoffen met elkaar in aanraking komen;
– de opslagmethoden, nodig om een aan de gehanteerde wijze van opslaan verbonden gevaar te kunnen onderkennen;
– de redelijkerwijs te treffen maatregelen om de verwezenlijking van de hiervoor genoemde gevaren te voorkomen, de mate van urgentie van het treffen van zodanige maatregelen en het tijdsbestek waarbinnen zij zouden kunnen worden gerealiseerd.”
Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof niet alle relevante omstandigheden in zijn beoordeling heeft betrokken. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar een ander hof, dat aan de hand van de geformuleerde maatstaf de zaak opnieuw zal moeten beoordelen.