Alle berichten van: Giel Wind


HR 1 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:293 (Tinnus en Zuru/verweerster)

Het (Protocol bij het) Europees octrooiverdrag laat ruimte voor een uitlegbenadering waarbij eerst onderzocht wordt of sprake is van een letterlijke inbreuk en pas daarna of sprake is van equivalentie (‘tweestappenbenadering’). Zowel deze benadering als een eenstapsbenadering zijn er immers op gericht om, zoals vereist, het juiste midden te vinden tussen de bescherming van de belangen van de octrooihouder en de rechtszekerheid van derden. De uitvindingsgedachte als gezichtspunt kan ook in de tweestappenbenadering voldoende tot haar recht komen. (meer…)

HR 26 april 2024 ECLI:NL:HR:2024:673

De klachtplicht (art. 6:89 BW) is niet van toepassing op interne bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9 BW). Dit brengt redelijke wetsuitleg mee volgens de Hoge Raad. Dat heeft te maken met de aard van de rechtsverhouding tussen bestuurder en rechtspersoon. Bovendien kan het niet klagen een rechtspersoon moeilijk verweten worden, omdat dat klagen door de bewuste bestuurder bij zichzelf zou moeten. De (mogelijk belemmerende) collegiale verhoudingen binnen een bestuur brengen mee dat de uitsluiting van de klachtplicht ook geldt voor de hoofdelijk verbonden medebestuurders. Giel Wind bespreekt dit arrest.

Cassatievlog #097 is ook als podcast beschikbaar

 

 

HR 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:628

De enkele omstandigheid dat in het partijdebat in hoger beroep veelal gezamenlijke partijaanduidingen zijn gebruikt, kan in het licht van de stellingen van partijen, en bij gebreke van enige motivering op dit punt, de toewijzing van de vorderingen tegen de architect in persoon niet dragen.  (meer…)

HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:583

(i) De betwistingsprocedure van art. 477a lid 2 Rv strekt tot vaststelling welke vorderingen en zaken door het derdenbeslag zijn getroffen, en of de verplichte verklaring van de derde daarover (art. 476a lid 1 Rv) juist is. Niet van belang is of de derde voorafgaand aan de betwistingsprocedure wist of behoorde te weten dat zijn verklaring over de beslagen vorderingen en zaken onjuist was.

(ii) Een rechtsverhouding tussen derde-beslagene en geëxecuteerde is niet vereist voor een executoriaal derdenbeslag.  (meer…)

HR 15 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:389

De opschortingsbevoegdheid van art. 6:262 lid 1 BW geldt ook voor partijen bij een huurovereenkomst. Daarbij staan de verplichtingen tot het verschaffen van huurgenot en tot het betalen van de huur tegenover elkaar. Dat ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot een gebouwde onroerende zaak enkel door de rechter kan geschieden, staat niet aan opschorting door de verhuurder in de weg. (meer…)

Cassatieblog.nl