Alle berichten van: Irina Timp


HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:663 

Het hof is buiten de rechtsstrijd van partijen getreden (art. 24 Rv) door het beroep op verjaring van de man af te wijzen op de grond dat de verjaring is gestuit, nu door de vrouw geen beroep op stuiting was gedaan. (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:609

Art. 807 Rv sluit ten aanzien van beslissingen die door de kinderrechter op grond van art. 1:265i BW zijn genomen niet de mogelijkheid van een gewoon rechtsmiddel uit, zodat daartegen – conform de hoofdregel van art. 358 lid 1 Rv – de gewone rechtsmiddelen openstaan. Dit strookt met de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever beoogd heeft maatregelen met een voorlopig en ordenend karakter uit te sluiten. De beslissingen op grond van de artt. 1:265a t/m 1:265k BW zijn daarentegen ingrijpend en kunnen tot onomkeerbare gevolgen lijden.  (meer…)

HR 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:452

De ouderlijke verplichting om het minderjarige kind te verzorgen en op te voeden omvat mede het geven van informatie over zijn afstamming (‘statusvoorlichting’). In beginsel is het aan de ouder die het gezag uitoefent om daartoe het geschikte moment te kiezen, maar daarbij dient het belang van het kind voorop te staan. Gelet daarop mocht het hof in dit geval, waarin het kind is verwekt met zaad van een (aan de ouders bekend) donor die niet het gezag over hem uitoefent, bepalen dat het kind voorafgaand aan het volgende omgangsmoment statusvoorlichting zal krijgen. (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële procedures bij de Hoge Raad vermeldt vier nieuwe zaken waarin ingevolge art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) de verhouding tussen ongerechtvaardigde verrijking en art. 37 lid 1 Fw, (2) de al dan niet aanwezige speciale rechtsgang voor rechtsbijstandverleners op grond van art. 38 lid 4 Wrb, (3) de staatsimmuniteit van executie en de presumptie van gebruik voor publieke doeleinden en (4) het griffierecht in een aanvraag van het faillissement van een vennootschap onder firma èn haar vennoten. (meer…)

HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:335 (X/ASR Schadeverzekering N.V.)

Het tot 1 juli 2010 geldende art. 7:942 lid 2 (oud) BW moet aldus worden uitgelegd dat in geval van een tweede (of volgende) schriftelijke aanspraak van de tot uitkering gerechtigde, na een eerdere afwijzing door de verzekeraar, slechts dan een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen indien de verzekeraar opnieuw bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen, onder de eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3 vermelde rechtsgevolg. Dit rechtsgevolg houdt in dat de rechtsvordering in geval van afwijzing door verloop van zes maanden verjaart.  (meer…)

Cassatieblog.nl