Selecteer een pagina

Alle berichten van: Irina Timp


HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:290

Voor het antwoord op de vraag welke dringende reden aan de wederpartij is medegedeeld, is de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet steeds doorslaggevend. Uiteindelijk gaat het erom of voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond dient mede te worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval, ook indien daarin strafrechtelijke begrippen worden gehanteerd (vgl. HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0387). Het hof heeft in casu een begrijpelijke uitleg aan de term “diefstal” in de ontslagbrief gegeven, door deze niet in strafrechtelijke zin op te vatten, maar – gelet op het partijdebat – als gebruik van de tankpas voor privédoeleinden zonder toestemming.    (meer…)

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:198 (werkneemster / Medline Harderberg)

De werknemer kan ter zake van een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte (art. 7:629 lid 1 BW) slechts in de kosten van de werkgever als bedoeld in art. 237 Rv worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (art. 7:629a lid 6 BW). ´s Hofs oordeel – dat erop neer komt dat werkneemster is aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij – is onvoldoende voor het aannemen van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.  (meer…)

HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:155

Het procesreglement bepaalt, in overeenstemming met art. 282 lid 1 jo. 362 Rv, dat iedere belanghebbende “tot de aanvang van de mondelinge behandeling” een verweerschrift kan indienen. Indien de rechter van oordeel is dat het verweerschrift te omvangrijk of niet eenvoudig te doorgronden is, kan hij maatregelen treffen om te waarborgen dat de wederpartij voldoende gelegenheid heeft om dat stuk te bestuderen. ’s Hofs beslissing om geen kennis te nemen van het verweerschrift getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. (meer…)

HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3609

Bij beantwoording van de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in een (arbeids)geschil met een internationale organisatie is van belang of de rechtzoekende over redelijke alternatieve middelen beschikt om de door het EVRM aan hem toegekende rechten effectief te kunnen beschermen. Het komt erop aan of, gelet op die alternatieven, het wezen van iemands recht op toegang tot de rechter wordt aangetast. Het beroep op immuniteit van jurisdictie kan niet afstuiten op de enkele grond dat de alternatieve beroepsinstantie (beweerdelijk) het Unierecht onjuist heeft toegepast. (meer…)

HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3623 (KCMD/Verweerder)

Door te oordelen dat KCMD ingevolge art. 8.7 van het sociaal plan gebonden was aan het oordeel van de krachtens het sociaal plan ingestelde bezwarencommissie over de tussen partijen gerezen uitlegvraag, heeft het hof niet miskend dat afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter ondubbelzinnig moet geschieden. In het oordeel van het hof ligt besloten dat KCMD als partij bij het sociaal plan de uit de uitleg van het hof voortvloeiende beperking van haar bevoegdheid ondubbelzinnig heeft aanvaard. (meer…)

Cassatieblog.nl