Selecteer een pagina

Alle berichten van: Mirella Peletier


HR 1 maart 2013, LJN BZ2765 (LBF/LBT en curatoren)

Als de gefailleerde een zeer groot aantal schuldeisers heeft kan een redelijke afwikkeling van het faillissement meebrengen dat de communicatie met de schuldeisers door de curator of de rechter-commissaris plaatsvindt op een aan de omvang van het faillissement aangepaste wijze. Onder bepaalde voorwaarden kan als zodanig gelden het plaatsen van een voor de schuldeisers bestemde mededeling van de curator of van een beschikking van de rechter-commissaris op een daartoe bestemde website. Als in een dergelijk geval een beschikking van de rechter-commissaris, of een mededeling van de curator waaruit ondubbelzinnig van een zodanige beschikking blijkt, op de website wordt geplaatst, mag – behoudens bijzondere omstandigheden – van de schuldeisers worden verwacht dat zij van deze beschikking kennis nemen en een eventueel beroep daartegen instellen binnen de in art. 67 Fw bepaalde termijn. (meer…)

HR 15 februari 2013, LJN BY2595

Indien uitleg van een testament op de voet van art. 4:46 lid 1 BW tot de slotsom leidt dat (een deel van) het testament geen duidelijke zin heeft als bedoeld in art. 4:46 lid 2 BW, mogen bij de (nadere) uitleg van het testament daden of verklaringen van de erflater worden gebruikt. Het hof (dat de door één van de betrokkenen bij de nalatenschap verdedigde uitleg van het testament mede in de sleutel van de verbetering van een vergissing ex art. 4:46 lid 3 BW had geplaatst) heeft dit miskend. (meer…)

HR 25 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV6689 en ECLI:NL:HR:2013:BY3126

Op een verdeling ter uitvoering van een in huwelijkse voorwaarden opgenomen periodiek en finaal verrekenbeding, overeengekomen in een vóór 1 september 2002 gesloten echtscheidingsconvenant, is het wettelijk bewijsvermoeden van art. 3:196 BW niet (analoog) van toepassing. Het verzuim terzake de nakoming van een dergelijke verdeling treedt op de voet van art. 6:83 aanhef en onder a BW, aanstonds en zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de vordering uit hoofde van het finale verrekenbeding volgens de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden opeisbaar wordt. (meer…)

HR 7 december 2012, LJN BY0957

Indien een der echtgenoten een vergoeding ontvangt van schade die deze echtgenoot heeft geleden als gevolg van een ongeval is niet reeds sprake van verknochtheid in de zin van art. 1:94 lid 3 BW, indien die vergoeding naar haar aard uitsluitend is afgestemd op de aan de persoon van die echtgenoot verbonden nadelige gevolgen van het ongeval. De echtgenoot die zich op art. 1:94 lid 3 BW beroept, zal ten minste (tevens) moeten stellen op welke schade(n) van de bij het ongeval betrokken echtgenoot de vergoeding betrekking heeft (HR 3 november 2006, LJN AX7805, NJ 2008/258). De opvatting dat alleen een aanspraak op smartengeld verknocht kan zijn en niet de in verband daarmee uitgekeerde gelden, is onjuist. (meer…)

HR 12 oktober 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BX5572

Indien opdrachtgever en opdrachtnemer van mening verschillen over de omvang van de opdracht, dient te worden vastgesteld wat partijen terzake zijn overeengekomen en strekt het Haviltex-criterium derhalve tot uitgangspunt. Onjuist is de aanpak van het hof, dat de omvang van de opdracht slechts heeft beredeneerd vanuit de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. (meer…)

Cassatieblog.nl