HR 5 april 2013, LJN BZ1780 (Albron Nederland/FNV Bondgenoten c.s.)
Uit de wetsgeschiedenis van art. 7:663 BW volgt dat de wetgever beoogd heeft Richtlijn 2001/23/EG getrouw om te zetten. De (van de richtlijn afwijkende) bewoordingen van art. 7:663 BW zijn daarom niet doorslaggevend. Het hof heeft zich terecht niet van een richtlijnconforme interpretatie laten weerhouden door, in lijn met het antwoord van het Hof van Justitie op de door het hof gestelde prejudiciële vraag (zie het Albron-arrest), te oordelen dat het feit dat de cateringmedewerker ten tijde van de overgang van de onderneming waarvoor hij feitelijk werkzaam was, niet bij deze onderneming in dienst was, maar bij een zustermaatschappij, niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van art. 7:663 BW. (meer…)