Selecteer een pagina

Dossier: Arbeidsrecht


HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215 en ECLI:NL:HR:2011:BR5223

Op 11 november 2011 heeft de Hoge Raad opnieuw twee arresten gewezen over de aansprakelijkheid van de werkgever. De arresten stellen buiten twijfel dat de verzekeringsplicht die uit art. 7:611 BW (goed werkgeverschap) kan voortvloeien, bij de huidige stand van de wetgeving beperkt moet blijven tot ongevallen waarin de bijzondere risico’s van verkeersdeelname aan de orde zijn. Verder kan ook bij structureel gevaarlijk werk geen aansprakelijkheid uit hoofde van goed werkgeverschap worden aangenomen, als de werkgever zijn uit art. 7:658 BW voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. Art. 7:658 BW biedt immers geen absolute waarborg voor bescherming van de werknemer. (meer…)

HR 30 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8134

Wanneer een werknemer als gevolg van re-integratie andere (passende) werkzaamheden is gaan verrichten, zonder dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden, en hij na afloop van de periode van 104 weken opnieuw door ziekte uitvalt, is de werkgever niet gehouden om opnieuw gedurende 104 weken loon door te betalen. Ook art. 6:248 lid 1 BW brengt dat niet mee.

(meer…)

HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9897

Ook in gevallen waarin het gaat om veiligheidsvoorzieningen die de werknemer zelf moet toepassen, kan de werkgever aan aansprakelijkheid op de voet van art. 7:658 BW ontkomen door aan te tonen dat hij de veiligheidsmaatregelen heeft genomen en de veiligheidsinstructies heeft gegeven die van hem gevergd konden worden. (meer…)

HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8788

De werknemer die schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, hoeft bij een vordering gebaseerd op art. 7:658 BW niet te specificeren welke norm zijn werkgever precies heeft geschonden of welke concrete veiligheidsmaatregel(en) de werkgever heeft nagelaten te treffen. Hetzelfde geldt wanneer de zorg voor de veiligheid van zijn werknemer heeft overgelaten aan hulppersonen. (meer…)

CB 2011, 5 – HR 15 april 2011 , LJN ECLI:NL:2011:BP5620

Een partij is volgens de daartoe geldende wettelijke voorschriften opgeroepen op het adres dat uit de basisadministratie blijkt. Dat adres is echter – door een niet aan de partij toe te rekenen omstandigheid – onjuist, waardoor de oproeping haar niet heeft bereikt. Daardoor is de partij niet op juiste wijze opgeroepen en is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. (meer…)

Cassatieblog.nl