Dossier: Bijzondere overeenkomsten


jachthavenHR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1830 (Searocco Yachts B.V. c.s./Altena Yachting B.V.)

De enkele omstandigheid dat een zaak die in bewaring is gegeven tevens in het belang van de bewaarnemer mag worden gebruikt, sluit niet uit dat sprake is van bewaarneming en dat de bewaarnemer kosten terzake van de bewaarneming bij de bewaargever in rekening kan brengen. Dit stemt overeen met de regels van samenloop. Of een overeenkomst in een concreet geval (mede) kan worden aangemerkt als een overeenkomst van bewaarneming, dient te worden beoordeeld aan de hand van de Haviltexmaatstaf. (meer…)

HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1076 (Eiseres/Primar S.A.R.L.)

Ingevolge het Weens Koopverdrag is de verkoper aansprakelijk indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het moment dat het risico op de koper overgaat. Het hof is ten onrechte voorbijgegaan aan de essentiële stelling van eiseres over de gebrekkigheid van de zaken bij levering en heeft het bewijsoordeel van de rechtbank miskend. (meer…)

HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:41 (Eiser/Dexia Nederland B.V.)

Voor overeenkomsten waarbij de looptijd wordt verlengd van eerder gesloten aandelenleaseovereenkomsten die als huurkoop moet worden gekwalificeerd, is toestemming van de andere echtgenoot vereist, evenzeer als voor de oorspronkelijke overeenkomsten. (meer…)

HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:39

Op grond van art. 7:900 lid 1 BW kan rechtsgeldig een vaststellingsovereenkomst worden gesloten ter voorkoming van een toekomstig geschil. Art. 7:902 BW brengt echter mee dat de vaststelling alleen in strijd mag komen met dwingend recht indien deze strekt ter beëindiging van een reeds bestaand geschil. Anders zou het mogelijk zijn om bij vaststellingsovereenkomst de werking van (semi-)dwingend recht – in casu de ‘ketenregeling’ van art. 7:668a BW – op voorhand uit te sluiten, en daarmee het (semi-)dwingende karakter daarvan op ontoelaatbare wijze te ondermijnen. (meer…)

HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593 (FAR Trading / Edco Eindhoven)

Wanneer een schuldenaar (verkoper) zich beroept op de rechtsgevolgen van de klachtplichtregelingen van art. 6:89 en 7:23 BW, ligt het op de weg van de schuldeiser (koper) om te bewijzen dat en wanneer hij heeft geklaagd over gebreken in de prestatie. Het is vervolgens aan de verkoper om te bewijzen dat daarmee niet tijdig is geklaagd. Deze bijzondere regel van bewijslastverdeling wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de klachtplichtregelingen de strekking hebben de verkoper te beschermen. Als op de verkoper ook het bewijsrisico ter zake van de klacht zelf en het tijdstip daarvan zou rusten, zou aan deze strekking van de klachtplichtregeling te zeer afbreuk worden gedaan. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2049 (Staat/Verweerder)

(1) Partijen mogen aan een tijdens mediation gemaakte afspraak in beginsel niet het vertrouwen ontlenen dat die afspraak hen na beëindiging van de mediation juridisch blijft binden, als niet is voldaan aan de daartoe in de mediationovereenkomst overeengekomen vormvereisten.
(2) Een partij die naleving wenst van een uit overeenkomst voortvloeiende verplichting voor de Inspecteur tot het nemen van een bepaald besluit (het opleggen van een belastingaanslag), dient zich – na eventueel bezwaar – tot de bestuursrechter te wenden. Dit geldt zowel indien het toegezegde besluit niet genomen wordt, als indien het genomen besluit niet beantwoordt aan de gestelde overeenkomst. (meer…)

Cassatieblog.nl