Dossier: Huwelijksvermogensrecht

Huwelijksvermogensrecht


Gebroken-hart-2HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3462

De vraag, naar welke methode te verrekenen vermogensbestanddelen van ex-echtgenoten moeten worden gewaardeerd, hangt af van de omstandigheden van het geval, ook indien de waardering betrekking heeft op tot de onderneming van één der ex-echtgenoten behorende onroerende zaken. Daarbij mag de rechter acht slaan op de omstandigheid, dat de onderneming wordt voortgezet na de peildatum, alsmede aan het door partijen terzake de waardering gevoerde partijdebat. (meer…)

HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1335

Bij het vaststellen van de draagkracht van de alimentatieplichtige dient niet alleen acht te worden geslagen op de inkomsten die de alimentatieplichtige zich feitelijk verwerft, maar ook op de inkomsten die hij zich in redelijkheid kan verwerven. Ingeval een directeur-grootaandeelhouder alimentatieplichtig is, gaat het bij de in aanmerking te nemen inkomsten niet alleen om zijn uit de onderneming genoten salaris, maar kan ook de in de vennootschap behaalde winst een rol spelen bij de draagkrachtberekening. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2050

Peildatum voor vaststelling van de samenstelling en omvang huwelijksgemeenschap is het tijdstip van ontbinding van de huwelijksgemeenschap (vgl. HR 6 september 1996, NJ 1997/593). Van dit tijdstip kan niet worden afgeweken, ook niet op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. (meer…)

HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3739

Verhouding tussen de uitleg van een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden en toepassing van beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. Oordeel hof, dat beperkende werking van redelijkheid en billijkheid leidt tot verrekenplicht van de man op grond van artikel 1:141 lid 4 BW, in casu onvoldoende gemotiveerd. Hof heeft met aanname verrekenplicht ten laste van de man bovendien de grenzen van de rechtsstrijd in appel miskend. (meer…)

HR 20 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3748

Ingevolge art. 1:100 BW hebben de echtgenoten een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap, zodat die gemeenschap bij helfte dient te worden verdeeld. Een afwijking van deze regel kan slechts worden aangenomen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarin het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY8651 (Eisers/Rabobank Hilvarenbeek-Oisterwijk)

De zorgplicht van de schuldeiser jegens de borg strekt zich in beginsel niet uit tot de echtgenoot die op grond van art. 1:88 BW toestemming dient te geven voor de borgtocht. De omstandigheden van het geval kunnen echter meebrengen dat, los van de vraag of echtelijke toestemming is vereist, op een bank uit hoofde van haar bijzondere zorgplicht jegens de echtgenoot als klant een waarschuwingsplicht komt te rusten omtrent de aan de borgstelling verbonden risico’s. (meer…)

Cassatieblog.nl