Dossier: Internationaal privaatrecht


HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1522 (Al Rafidain Bank/Solvochem-Holland)

Uit de acceptatie van de getrokken wissels kon het hof afleiden dat de bank deze in overeenstemming achtte met de voorwaarden van het documentairkrediet en de verschuldigdheid van de bedragen onder het accreditief heeft erkend. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV1523). Over de juistheid van toepassing van het Iraaks verjaringsrecht kan in cassatie niet worden geklaagd. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (Rasheed Bank/SolvochemHolland)

Van stilzwijgende rechtskeuze kan slechts sprake zijn als deze blijkt uit concrete omstandigheden die erop wijzen dat partijen deze keuze gewild hebben. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht in de zin van het commune IPR inzake het toepasselijk recht op overeenkomsten, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. (meer…)

HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2355 en ECLI:NL:HR:2012:BV2356

Om een rechtsgeldige internationale forumkeuze te kunnen aannemen ex art. 23 lid 1 en sub b EEX-Vo (dat is: in een vorm die wordt toegelaten door een tussen partijen gebruikelijk geworden handelswijze), is onvoldoende dat ook eerdere facturen verwijzen naar de FENEX-voorwaarden waarin het forumkeuzebeding is opgenomen. De maatstaf van HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9767, geldt in dit geval niet.  De toepasselijkheid van art. 23 EEX-Vo vergt dat de voorwaarden waren meegedeeeld en wel op zodanige wijze dat de opdrachtgever het forumkeuzebeding in de FENEX-voorwaarden kende of heeft kunnen kennen. (meer…)

HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8512 (Nuon Personeelsbeheer/X)

Of art. 6 BBA van toepassing is op de opzegging van een arbeidsovereenkomst met internationale aspecten, hangt af van de mate van betrokkenheid van de Nederlandse arbeidsmarkt bij het ontslag. Art. 6 BBA beoogt zowel in het belang van de betrokken werknemer als dat van de Nederlandse arbeidsmarkt sociaal ongerechtvaardigd ontslag te voorkomen; beide belangen vallen thans voor een groot deel met elkaar samen. Het hof heeft daarom terecht geoordeeld dat in dit geval art. 6 BBA van toepassing is, ook al valt de werknemer na zijn ontslag niet terug op de Nederlandse arbeidsmarkt. (meer…)

HR 3 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BS8791

Welk recht is van toepassing op de arbeidsovereenkomst in het geval waarin arbeid uitsluitend en langdurig in Nederland werd verricht, maar waarin alle overige relevante aanknopingfactoren wijzen op verbondenheid met Duitsland? Is dat het Duitse recht op grond van de exceptieclausule aan het slot van art. 6 lid 2 EVO? Of toch – uit oogpunt van werknemersbescherming – het Nederlands recht, zijnde het land waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht? De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU over de uitleg van art. 6 lid 2 EVO. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2708 (Furtrans/Augusta)

Het Brussels Beslagverdrag 1952 (Trb. 1981, 165) geeft eenvormige regels voor conservatoir beslag op zeeschepen voor zeerechtelijke vorderingen. Het beslag kan worden gelegd op het schip waarop de vordering betrekking heeft. Daarnaast kan beslag worden gelegd op andere schepen van de debiteur (“zusterschepen”), ongeacht of hij het gezag of de feitelijke macht over het schip heeft waarop de vordering betrekking heeft en uit dien hoofde aansprakelijk is. Het beslag dient uitsluitend ter verzekering van de zeerechtelijke vordering en kan daarom slechts doel treffen als het op de vordering toepasselijke recht verhaal op of afgifte van het schip mogelijk maakt. (meer…)

Cassatieblog.nl