Dossier: Personen- en familierecht


HR 24 maart 2017 ECLI:NL:HR:2017:487

Vraag of appelrechter voldoende kenbaar de voor het verzoek vervangende toestemming verhuizing relevante omstandigheden heeft meegewogen. Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend door middel van uitleg beschikking hof.

Uitgangspunt van de wet is dat ex-echtgenoten na echtscheiding het gezamenlijk gezag behouden over hun minderjarige kinderen. (meer…)

HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:570

Als in dit geval voor de toepassing van art. 14 EVRM sprake is van enig onderscheid tussen een minderjarige die ingevolge art. 4 lid 4 Rijkswet op het Nederlanderschap het Nederlanderschap niet van rechtswege heeft verkregen, en anderen, dan bestaat voor dat onderscheid een objectieve rechtvaardiging. (meer…)

HR 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:360

De door de Hoge Raad in HR 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) geformuleerde regel dat het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking dienen te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt, geldt niet slechts ‘in beginsel’. Een zodanige beperking valt in deze prejudiciële beslissing niet te lezen. (meer…)

HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:270

De rechter die een onderhoudsverplichting verlaagt met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum, dient volgens vaste rechtspraak aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken te onderzoeken in hoeverre een daaruit voortvloeiende betalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. (meer…)

HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2709

Onder omstandigheden kan een afweging van alle betrokken belangen meebrengen dat vervangende toestemming voor verhuizing op de voet van art. 1:253a BW moet of kan worden verleend op een moment waarop voor de periode na de verhuizing nog geen (definitieve) regeling is vastgesteld. (meer…)

Het overzicht van lopende zaken vermeldt vijf nieuwe civiele zaken (afgezien van 2 fiscaal-rechtelijke zaken) waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld.  De vragen zien op (1) is artikel 6 Bijzondere voorwaarden een  beding dat op grond van Richtlijn 93/13 als oneerlijk moet worden beschouwd, (2) de invoering van de Jeugdwet en de WMO 2015, (3) kan art. 2:18 BW over omzetting van rechtspersonen overeenkomstig worden toegepast ten aanzien van kerkgenootschappen, (4) erkenning van bigamie en (5) tijdstip aanvang van de tien-jaar-termijn: het materiele einde of het formele einde van de schuldsanering. (meer…)

Cassatieblog.nl