HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1438
Voor een rechterlijke grensbepaling, zoals neergelegd in artikel 5:47 BW, is plaats indien geen van de partijen zich beroept op een bepaalde loop van de grens of, voor zover wel van zo’n beroep sprake is, de gestelde loop van de grens niet kan worden bewezen.
In Sint Maarten twisten twee partijen over de vraag wie de eigenaar is van een perceel grond. Eén van de partijen heeft aangevoerd dat de grens van haar eigendom wordt bepaald door de langs het perceel lopende rockwalls. Daarnaast heeft zij zich erop beroepen dat het perceel door verkrijgende verjaring haar eigendom is geworden.
In hoger beroep heeft de rechter de erfgrens vastgesteld op grond van artikel 5:47 Burgerlijk Wetboek Sint Maarten (hierna: BWSM, gelijkluidend aan artikel 5:47 BW). Dit artikel bepaalt dat indien de loop van de grens tussen twee erven onzeker is, ieder van de eigenaren te allen tijde kan vorderen dat de rechter de grens bepaalt. Ingevolge lid 2 geldt in dat geval niet het wettelijk vermoeden dat de bezitter eigenaar is. Het hof heeft geoordeeld dat hierdoor het beroep op verjaring niet opgaat, omdat het wettelijke vermoeden dat de bezitter de eigenaar is niet zou gelden in het onderhavige geval.
Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Het middel voerde aan dat het hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 5:47 BWSM.
De Hoge Raad heeft geoordeeld:
“Er is geen grond art. 5:47 BWSM anders uit te leggen dan art. 5:47 BW. Derhalve geldt, gelet op de zojuist aangehaalde toelichting, ook voor art. 5:47 BWSM dat voor een rechterlijke grensbepaling als daarin voorzien, eerst plaats is indien geen van de partijen zich beroept op een bepaalde loop van de grens of, voor zover wel van zo’n beroep sprake is, de gestelde loop van de grens niet kan worden bewezen.”
Artikel 5:47 BW is dus pas toepasselijk, indien geen van beide partijen in staat is te bewijzen waar de grens loopt. Als de grens vastgesteld kan worden, ook al is het na een langdurige en gecompliceerde bewijslevering, dan kan niet gezegd worden dat de grens onzeker is. A-G bock concludeerde eerder tot dit advies.
De Hoge Raad heeft verder overwogen:
“Naar het hof heeft vastgesteld, zijn de grenzen van het omstreden perceel tussen partijen niet in geschil, maar strijden zij over de vraag wie van hen de eigendom van dat perceel heeft. In dat kader hebben de erven [betrokkene 1] aangevoerd dat het perceel hun eigendom is en dat de grens van hun eigendom wordt bepaald door de langs het perceel lopende rockwalls. Daarnaast hebben zij zich erop beroepen dat het perceel door verkrijgende verjaring hun eigendom is geworden. Zij hebben ter zake van deze stellingen een bewijsaanbod gedaan. Gelet hierop heeft het hof ten onrechte toepassing gegeven aan art. 5:47 BWSM. De daarop gerichte klachten zijn dan ook gegrond.”
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst het geding terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.