
Wet Bopz: gemeente aansprakelijk voor last tot inbewaringstelling; richtsnoer voor tijdstip onderzoek
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2747
Wordt een last tot inbewaringstelling (art. 20 Wet Bopz) gegeven zonder voorafgaand onderzoek door een psychiater, en vindt een dergelijk onderzoek evenmin plaats “immediately after the arrest”, dan is het gerechtvaardigd om, voor de toepassing van art. 28 lid 1 Wet Bopz (verzoek tot schadevergoeding wegens onrechtmatige last), de gevolgen van het optreden van de burgemeester jegens de betrokkene toe te rekenen aan de gemeente. Lees meer…
Buitencontractuele beroepsaansprakelijkheid advocaat: geen persoonlijk ernstig verwijt vereist
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745
Voor beroepsaansprakelijkheid van een advocaat die een niet aan hem verleende opdracht feitelijk heeft uitgevoerd, gelden de normale vereisten van art. 6:162 BW. Niet is vereist dat de advocaat persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Lees meer…
Stuitende werking van een brief is mede afhankelijk van de context
HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741
Bij de beoordeling of een stuitingsmededeling aan de in artikel 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, moet niet alleen gelet worden op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling kan onder omstandigheden mede betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen. Lees meer…
Extinctieve verjaring en interversieverbod
HR 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2463 (Gemeente Arnhem / X)
Extinctieve verjaring ten aanzien van zogenaamd ‘snippergroen’. Toepasselijkheid interversieverbod? ‘Niet ondubbelzinnig bezit’ als categorie van uitoefening feitelijke macht over een goed naast houderschap en (ondubbelzinnig) bezit? Lees meer…
Gevolgen niet-tijdige inschrijving rechtsmiddel in openbare registers
HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2531
De niet-tijdige inschrijving van een rechtsmiddel in de openbare registers op de voet van art. 3:301 BW leidt slechts tot niet-ontvankelijkheid voor zover wordt opgekomen tegen oordelen die betrekking hebben op dat gedeelte van de bestreden uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen. Nu appellante in casu niet langer de leveringsplicht betwistte, maar in plaats daarvan wijziging van de gevolgen van de overeenkomst op grond van art. 3:54 lid 2 BW vorderde, heeft de niet-tijdige inschrijving geen niet-ontvankelijkheid tot gevolg. Lees meer…
Conclusie A-G over prejudiciële vragen kindgebonden budget en alleenstaande ouderkop
Conclusie P-G 4 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1711
Bij de Hoge Raad is een prejudiciële procedure aanhangig over de vraag, of bij de berekening van kinderalimentatie het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende zgn. alleenstaande-ouderkop in mindering moet worden gebracht op de behoefte van het kind, dan wel in aanmerking moet worden genomen bij de draagkracht van de ouder die het budget ontvangt. Een vraag waarover zowel in de juridische als niet-juridische media veel te doen is geweest. Lees meer…
Toetsingsmaatstaf voor terugkomen van verleende akte niet-dienen
HR 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2461
Het verlenen van akte niet-dienen aan een appellant die zijn memorie van grieven niet heeft genomen kwalificeert als een eindbeslissing. Gelet op het ingrijpende gevolg van het niet-dienen van grieven in hoger beroep, zal het hof op verzoek van de appellant moeten nagaan of de eisen van een goede procesorde meebrengen dat van die eindbeslissing moet worden teruggekomen. Lees meer…
Cassatiedagvaarding uitgebracht tegen verkeerde procespartij: kennelijke vergissing
HR 10 juli 2015 (Eiseres/Seacon Logistics B.V.), ECLI:NL:HR:2015:1844
Abusievelijk is in cassatie de moedervennootschap gedagvaard waarvan de vordering door het hof was afgewezen, in plaats van de dochtervennootschap waarvan de vordering was toegewezen. De Hoge Raad oordeelt dat in dit geval sprake is van een kennelijke vergissing en dat de dochtervennootschap al bij het uitbrengen van de cassatiedagvaarding behoorde te begrijpen dat het cassatieberoep tegen haar was ingesteld. Tegen de niet verschenen dochtervennootschap wordt daarom verstek verleend. Lees meer…
Gevolgen schone lei-verklaring voor terugvorderen onterechte bijstand
HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1693 (Eiser/Gemeente Haarlem)
Bij het bepalen van de reikwijdte van een schone lei-verklaring ingevolge de WSNP dient een besluit tot intrekking van ten onrechte genoten bijstand met ingang van een in het verleden gelegen tijdstip dient, wat betreft de daaruit voortvloeiende verplichting tot terugbetaling, op één lijn te worden gesteld met de vernietiging van een overeenkomst met terugwerkende kracht. Lees meer…
Verrekenbeding en herkomst resp. bestemming overgespaarde inkomsten
HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1875
Voor de toepassing van art. 1:141 lid 1 BW en art. 1:136 lid 1 BW is niet relevant van wie de niet verrekende inkomsten afkomstig zijn en ook niet in wiens goed die inkomsten zijn geïnvesteerd. Lees meer…