HR 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:949
Wie onder curatele staat, kan alleen een pensioenverweer voeren in een echtscheidingsprocedure tegen de andere echtgenoot, als hij daarvoor toestemming heeft van de curator.
Iemand die onder curatele staat, mag niet zonder toestemming van zijn of haar curator of de kantonrechter rechtshandelingen verrichten. Hij of zij is handelingsonbekwaam op grond van arti.1:381 lid 2 BW. Deze handelingsonbekwaamheid strekt zich bij curatele vanwege geestelijke of lichamelijke beperkingen ook uit over familierechtelijke rechtshandelingen, bijvoorbeeld over het aangaan van een huwelijk (art. 1:38 BW) en over het erkennen van een kind (art. 1:204 lid 2 BW).
Voor het doen van een verzoek tot echtscheiding geldt echter een uitzondering. Voor hen die onder curatele staan vanwege een gewoonte van drank- of drugsgebruik volgt uit art. 1:382 BW dat zij geen toestemming van hun curator nodig hebben voor familierechtelijke rechtshandelingen, behalve voor zover het rechtshandelingen in het kader van het huwelijksvermogensrecht betreft. Uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat ook degenen die wegens lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele zijn gesteld, zelf een echtscheidingsverzoek kunnen indienen, indien zij in staat zijn hun wil daarover te bepalen en de betekenis van hun verzoek te begrijpen. Deze uitzondering houdt verband met het hoogstpersoonlijke karakter en de zuiver familierechtelijke aard van een verzoek tot echtscheiding.
De Hoge Raad overwoog eveneens al dat een echtgenoot ook verweer mag voeren in een echtscheidingsprocedure. Een verweer in zo’n procedure kan zijn dat het huwelijk niet duurzaam ontwricht is, zoals bedoeld in art. 1:151 BW. Tegen een verzoek tot echtsscheiding kan ook een pensioenverweer worden gevoerd, zoals bedoeld in art. 1:153 BW. Dat verweer komt er, in de kern, op neer dat wanneer een bestaand vooruitzicht op uitkeringen aan de andere echtgenoot na vooroverlijden van de tot echtscheiding verzoekende echtgenoot zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen, geen echtscheiding wordt uitgesproken tot een adequate voorziening is getroffen.
De onder curatele gestelde echtgenoot voerde in deze zaak onder meer een pensioenverweer tegen het verzoek tot echtscheiding van zijn vrouw. Het gerechtshof had hem ten aanzien van dit verweer niet-ontvankelijk verklaard, met de overweging dat een pensioenverweer niet zuiver familierechtelijk van aard is en zijn curator geen toestemming had verleend voor het voeren van dit verweer. De Hoge Raad is het daarmee eens. Het pensioenverweer strekt immers tot bescherming van een bestaand vooruitzicht op uitkeringen na vooroverlijden van de tot echtscheiding verzoekende echtgenoot en is daarmee financieel van aard. Het voeren van dit vermogensrechtelijke verweer kan niet worden aangemerkt als een familierechtelijke handeling in de zin van art. 1:382 BW noch als een verweer van zuiver familierechtelijke aard. Een onder curatele gestelde is daarom zonder toestemming van zijn of haar curator niet bekwaam om dit verweer te voeren (r.o. 3.1.3).
Tot diezelfde conclusie kwam A-G Rank-Berenschot. Nu de klachten zich richten tegen het afwijzen van het pensioenverweer behoefde de onder curatele gestelde echtgenoot ook voor zijn cassatieberoep toestemming van zijn curator. Nu deze ontbrak, is hij niet-ontvankelijk, aldus de Hoge Raad (r.o. 3.2).