HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182 (Eiser/Rabobank)
Art. 2:23c lid 2 BW jo. art. 3:320 BW geeft een regel voor het tijdstip waarop een verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon eindigt nadat die rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Die regel veronderstelt dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend ex art. 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat (i) heropening van de vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn dat (ii) een verjaringstermijn van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet behoeft te worden gestuit gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat. (meer…)