Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: faillissement


HR 14 juni 2013, LJN BZ5663 (ABN AMRO Commercial Finance N.V./Mrs. Schreurs en Brouns q.q.)

Verrekening op grond van art. 53 Fw is niet mogelijk, indien de rechtstreekse oorzaak van het ontstaan van de afdrachtverplichting ligt in rechtshandelingen van derden die na de faillietverklaring zijn verricht, zoals betaling door derden, en deze rechtshandelingen zelf geen verband houden met de vóór de faillietverklaring tussen de gefailleerde en de schuldeiser tot stand gekomen rechtsbetrekking. De uitzondering die op dit uitgangspunt in de jurisprudentie is aanvaard ten aanzien van door bankinstellingen ontvangen betalingen van derden, ter voldoening van een vordering waarop die bank een stil pandrecht heeft verkregen, geldt ook bij ontvangst van voor een ander ontvangen gelden ingevolge een rechtsverhouding van factoring. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BZ1065

Art. 27 Fw voorziet in de mogelijkheid om in geval van faillissement een reeds aanhangige procedure te laten overnemen door de curator. In dat geval wordt de gefailleerde buiten het geding geplaatst (art. 27 lid 3 Fw). De gefailleerde is dan geen procespartij meer en dus niet bevoegd om cassatieberoep in te stellen. Dit geldt ongeacht of het geding een dagvaardingsprocedure of een verzoekschriftprocedure betreft en wordt niet anders doordat de curator geen bezwaar heeft tegen het instellen van cassatieberoep door de gefailleerde. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY9087 (Curatoren Megapool/Laser)

Een beding op grond waarvan een prestatie niet meer verschuldigd is, enkel vanwege het faillissement van de schuldeiser, kan een onaanvaardbare inbreuk opleveren op art. 20 Fw. Afhankelijk van de context en de overige omstandigheden van het geval kan een dergelijk beding nietig zijn op de voet van art. 3:40 BW. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een beroep op zo’n beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in de zin van art. 6:248 lid 2 BW. (meer…)

HR 15 maart 2013, LJN BY4555, BY4558, BY4559

Hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris komt op de voet van art. 67 Fw uitsluitend toe aan twee categorieën belanghebbenden die dienen te worden aangemerkt als partij bij die beschikkingen. Dit zijn (i) degene die – behorend tot één van de in art. 69 Fw genoemde categorieën – het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan, en (ii) degene tot wie die beschikking is gericht. Indien de curator op grond van art. 28 lid 2 Fw de positie van de gefailleerde in een lopende procedure heeft overgenomen, komt de gefailleerde buiten het geding te staan. Met dit stelsel is niet verenigbaar dat een gefailleerde als partij in de zin van art. 67 Fw zou kunnen opkomen tegen een beschikking van de rechter-commissaris op de voet van art. 104 Fw, houdende de goedkeuring van een door de curator te treffen schikking die mede strekt tot beëindiging van die procedure. (meer…)

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5884

Als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen dient de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit te gaan dat de alimentatieplichtige niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek toe te wijzen. De alimentatierechter heeft niet de vrijheid om vooruit te lopen op de aan de rechter-commissaris voorbehouden afweging of, en zo ja in welke mate, het passend is om gebruik te maken van diens in art. 21, aanhef en onder 2, Fw bedoelde discretionaire bevoegdheid. (meer…)

Cassatieblog.nl