Alle berichten met de tag: nihilstelling


HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063

Bij gebreke van een rijksregeling dient de rechter in het Nederlandse deel van het Koninkrijk evenals de rechter in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zijn bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard te bepalen door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bevoegdheidsregels die voor hem gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht. De rechter in het Nederlandse deel van het Koninkrijk dient daarbij eerst te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen. Slechts indien blijkt dat dergelijke verdragrechtelijke of Unierechtelijke bepalingen ontbreken of zich niet lenen voor overeenkomstige toepassing, dient de rechter zijn rechtsmacht te bepalen met overeenkomstige toepassing van art. 1-14 Rv. (meer…)

HR 5 april 2013, LJN BY8279

Als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen, dient de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit te gaan dat de alimentatieplichtige niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek toe te wijzen. Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel kunnen rechtvaardigen, kan sprake zijn indien de alimentatieplichtige onnodig zijn eigen faillissement heeft uitgelokt. Bij het aannemen hiervan is echter wel terughoudendheid geboden. (meer…)

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5884

Als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen dient de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit te gaan dat de alimentatieplichtige niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek toe te wijzen. De alimentatierechter heeft niet de vrijheid om vooruit te lopen op de aan de rechter-commissaris voorbehouden afweging of, en zo ja in welke mate, het passend is om gebruik te maken van diens in art. 21, aanhef en onder 2, Fw bedoelde discretionaire bevoegdheid. (meer…)

Cassatieblog.nl