Alle berichten met de tag: misbruik van bevoegdheid


HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2004

De aanvrager van een faillissement kan aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van een faillissement dat op zijn aanvraag wordt uitgesproken, maar dat vervolgens op een rechtsmiddel wordt vernietigd. Dat is echter alleen het geval indien (i) de aanvrager wist of behoorde te weten dat geen grond bestond voor het uitspreken van het faillissement, dan wel (ii) de aanvrager anderszins met de aanvraag misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt. (meer…)

HR 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1785, ECLI:NL:HR:2020:1786 en ECLI:NL:HR:2020:1787

Art. 3:4 lid 1 en 2 BW bevatten elk een zelfstandige grond voor bestanddeelvorming van een zaak met een hoofdzaak. Voor bestanddeelvorming op grond van art. 3:4 lid 2 BW geldt een zuiver fysiek criterium. Niet relevant is wat de vermogensrechtelijke gevolgen zijn van de eventuele afscheiding van de zaak en de hoofdzaak, en of na afscheiding herstel kan plaatsvinden. (meer…)

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3269 (Mr. Boersen/Bedrijfstak Pensioenfonds)

De curator is uitsluitend persoonlijk belanghebbende bij het verzet als bedoeld in art. 10 Fw, ongeacht door wie het faillissement is aangevraagd. Het enkele feit dat de boedel leeg is of blijkt te zijn, is geen grond voor verzet door de curator op de voet van art. 10 Fw. Voor het slagen van dat verzet is vereist dat de faillissementsaanvraag, ongeacht of deze door de schuldeiser dan wel de schuldenaar zelf is ingediend, is aan te merken als misbruik van bevoegdheid.  (meer…)

HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2997

(1) Er kan sprake zijn van misbruik van de bevoegdheden die art. 66 Fw en art. 105106 Fw aan de rechter-commissaris toekennen, indien deze worden aangewend voor een ander doel dan het verkrijgen van opheldering over alle omstandigheden die het faillissement betreffen. (2) In bijzondere omstandigheden dient de rechter-commissaris te motiveren waarom hij een verhoor op de voet van art. 66 Fw of art. 105 Fw wil laten plaatsvinden. (meer…)

HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:228 (mr. Welage q.q./Rabobank)

De uitoefening door de curator van een voor hem uit art. 58 lid 1 Fw voortvloeiende bevoegdheid kan in de omstandigheden van het geval misbruik van bevoegdheid in de zin van art. 3:13 BW behelzen. Van een zodanig misbruik kan onder meer sprake zijn indien de curator, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de betrokken belangen, naar redelijkheid niet tot die uitoefening heeft kunnen komen. (meer…)

Cassatieblog.nl