Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: bestanddeel


HR 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1785, ECLI:NL:HR:2020:1786 en ECLI:NL:HR:2020:1787

Art. 3:4 lid 1 en 2 BW bevatten elk een zelfstandige grond voor bestanddeelvorming van een zaak met een hoofdzaak. Voor bestanddeelvorming op grond van art. 3:4 lid 2 BW geldt een zuiver fysiek criterium. Niet relevant is wat de vermogensrechtelijke gevolgen zijn van de eventuele afscheiding van de zaak en de hoofdzaak, en of na afscheiding herstel kan plaatsvinden. (meer…)

HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2256

Op de voet van het bepaalde in art. 3:4 lid 1 BW is hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van die zaak. Een aard- of nagelvaste verbinding is daarvoor niet vereist. Een aanwijzing dat een zaak volgens verkeersopvatting als onderdeel van een hoofdzaak heeft te gelden, kan gelegen zijn in de omstandigheid dat de twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, of in de omstandigheid dat de hoofdzaak, indien het bestanddeel zou ontbreken, als onvoltooid moet worden beschouwd in de zin dat de hoofdzaak dan niet geschikt is te beantwoorden aan haar bestemming. Het hof heeft de hierboven weergegeven maatstaf toegepast, zijn oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. (meer…)

HR 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:1 en ECLI:NL:HR:2018:12 (Chemours/Stedin)

1) Uit de parlementaire geschiedenis van art. 5:20 lid 2 BW volgt dat de vraag wat behoort tot een net waarvan een definitie in een bijzondere wet is opgenomen, dient te worden beantwoord aan de hand van die definitie in die bijzondere wet. Deze definitie geeft in zoverre uitdrukking aan de heersende verkeersopvatting betreffende de vraag wat als bestanddeel van een net aangemerkt moet worden. De eigenaar van een net heeft een rechtens te respecteren belang bij de vestiging van een opstalrecht voor bestanddelen van dit net om het aan art. 5:21 BW ontleende exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar van de grond te doorbreken.
2) Indien bestuursrechtelijke procedures leiden tot besluiten met formele rechtskracht, dient de burgerlijke rechter weliswaar uit te gaan van de rechtsgeldigheid en rechtmatigheid van die besluiten, maar is hij niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die aan de besluiten ten grondslag zijn gelegd.

(meer…)

HR 7 december 2012, LJN BX7474 (Prorail/Rijswijk Wonen)

De omstandigheid dat een zaak ten opzichte van een andere zaak een tijdelijke hulpfunctie vervult en bestemd is om daarna te worden verwijderd, levert in het algemeen een aanwijzing op dat die zaak naar verkeersopvatting niet als onderdeel van de andere zaak kan worden aangemerkt. Deze omstandigheid staat echter niet altijd in de weg aan het oordeel dat toch sprake is van een bestanddeel, nu dat immers mede afhangt van de overige omstandigheden van het geval. (meer…)

Cassatieblog.nl