HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:121
Slagende motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat VvE en Q-Park aansprakelijk zijn voor schade die is veroorzaakt door een sinkhole onder winkelcentrum ‘t Loon in Heerlen.
De feiten en de vordering
Winkelcentrum ’t Loon in Heerlen is gesplitst in appartementsrechten met daarin respectievelijk winkels, woningen en een parkeergarage. Van 1994 tot en met 2003 heeft zich scheurvorming in de kolommen van de parkeergarage voorgedaan. In opdracht van de beheerders zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, onder meer door de ingenieursbureaus Geoconsult en W&N. De parkeergarage is in 2003 gerenoveerd.
Na de renovatie is opnieuw scheurvorming geconstateerd in de kolommen van de parkeergarage. In augustus 2011 zijn brokken beton uit een kolom van de parkeergarage gevallen. Eind 2011 is onder de parkeergarage een zogenoemde sinkhole ontstaan. In korte tijd is ongeveer 30-50 m3 aarde neerwaarts verschoven. Daarbij is een kolom van de parkeergarage weggezakt in de ondergrond. De sinkhole was het gevolg van ondiepe mijnwinning in het verleden in de ondergrond van het complex.
Door de sinkhole was de constructieve veiligheid van het winkelcentrum niet meer gewaarborgd. De gemeente Heerlen heeft daarom bestuursdwang uitgeoefend strekkende tot gedeeltelijke sloop van het complex. In dat deel bevond zich een winkel van C&A, die door de ontruiming en de sloop schade heeft geleden. Chubb is de rechtsopvolgster van de verzekeraar van C&A. Zij heeft aan C&A een uitkering gedaan.
In deze procedure vordert Chubb dat onder meer de Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum ’t Loon (VvE) en Q-Park worden veroordeeld tot vergoeding van ruim € 1,7 miljoen aan door haar aan C&A vergoede schade en kosten. Chubb legt aan haar vordering ten grondslag dat VvE en Q-Park, hoewel zij wisten van de structurele problemen in de bodem onder het complex die hebben geleid tot de verzakkingen, geen of onvoldoende maatregelen hebben genomen om deze problemen en de mogelijke gevolgen daarvan te onderzoeken, op te lossen of te monitoren. Daarmee zouden VvE en Q-Park de kenbare en gerechtvaardigde belangen van derden, onder wie C&A, hebben veronachtzaamd, zodat zij aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade, aldus Chubb. Chubb is gesubrogeerd in de rechten van C&A jegens VvE en Q-Park.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft VvE en Q-Park ieder veroordeeld tot betaling aan Chubb van (in hoofdsom) € 500.000. Het overwoog dat VvE en Q-Park bekend waren met de scheurvorming in de kolommen van de parkeergarage. Zij zouden niet hebben betwist dat zij voorafgaand aan de renovatie ook kennis hebben genomen van de rapporten die naar aanleiding van die scheurvorming zijn opgesteld. Uit die rapporten volgt volgens het hof dat de verschuivingen van de kolommen van de parkeergarage het gevolg waren van een komvormige verzakking van de bodem, die op haar beurt werd veroorzaakt door de mijnontginning die in het verleden heeft plaatsgevonden. Op grond van de bevindingen in de rapporten is geen andere conclusie mogelijk dan dat aan de aanwezigheid van mijnen gevaren waren verbonden voor de constructieve veiligheid van het complex. Buiten twijfel stond, aldus het hof, dat de parkeergarage ingrijpend gerenoveerd moest worden. Die renovatie is ook uitgevoerd, waarbij een deel van de parkeergarage is gesloopt. Het geschil met VVE en Q-Park spitst zich daarom toe op de vraag of zij de gezien de omstandigheden passende en redelijkerwijs te vergen maatregelen hebben getroffen om het ontstaan van schade als gevolg van de aanwezigheid van mijnen te voorkomen.
Volgens het hof hebben de VvE en Q-Park die maatregelen niet genomen. Zij hadden, zoals door Geoconsult was geadviseerd, opnieuw contact moeten opnemen met Staatstoezicht op de Mijnen (SoM) om uitsluitsel te krijgen over de oorzaak van de scheurvorming, alvorens het door W&N geadviseerde plan van aanpak in het kader van de renovatie door te voeren. VvE en Q-Park hebben onvoldoende toegelicht waarom zij dit advies van SoM niet hebben opgevolgd. Als VvE en Q-Park het advies van Geoconsult zouden hebben opgevolgd, zou SoM een nader onderzoek hebben uitgevoerd. Daarbij zou dan volgens het hof rekening zijn gehouden met de mogelijkheid dat een sinkhole zou kunnen ontstaan. Als met de mogelijkheid van een sinkhole rekening was gehouden, zou het door W&N geadviseerde plan van aanpak niet zijn uitgevoerd, maar zouden specifieke maatregelen zijn getroffen om schade door een sinkhole te voorkomen. Daarmee is causaal verband aanwezig tussen het onzorgvuldig handelen of nalaten van VvE en Q-Park en het ontstaan van schade door de sinkhole, aldus het hof.
De Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt deze beslissing. Hij acht, gelet op de ter zake door VvE en Q-Park gevoerde verweren, niet (zonder meer) begrijpelijk dat:
(i) VvE en Q-Park niet zouden hebben betwist dat zij voorafgaand aan de renovatie kennis hebben genomen van de rapporten van Geoconsult en W&N;
(ii) op grond van de bevindingen van Geoconsult en W&N geen andere conclusie mogelijk was dan dat aan de aanwezigheid van mijnen gevaren waren verbonden voor de constructieve veiligheid van het complex;
(iii) VvE en Q-Park onvoldoende zouden hebben toegelicht waarom zij het advies van Geoconsult niet hebben opgevolgd om nogmaals contact met SoM op te nemen;
(iv) VvE en Q-Park er niet vanuit mochten gaan dat met de uitvoering van het plan van aanpak van W&N adequate maatregelen werden genomen om mijnschade te voorkomen. Hierbij is van belang dat VvE en Q-Park zelf niet deskundig waren en dat W&N alle beschikbare rapportages in zijn advies had betrokken, waaronder het rapport van Geoconsult;
(v) Indien contact zou zijn opgenomen met SoM, rekening zou zijn gehouden met de mogelijkheid dat ter plaatste een sinkhole zou kunnen ontstaan.
Afdoening
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en verwijst de zaak naar het hof Den Haag. Deze afdoening is in overeenstemming met de conclusie van A-G Van Peursem.
VvE werd in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk en de auteur.