HR 9 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:180

Aan de omstandigheid dat art. 38 van de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf ertoe strekt de betrokken werknemers te beschermen tegen de gevolgen van een heraanbesteding voor hun werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat een biedingsprocedure geïnstigeerd door een curator (en niet door de oorspronkelijke werkgever), onder het toepassingsbereik van art. 38 CAO valt, zonder dat daarvoor in de tekst of toelichting bij art. 38 CAO steun is te vinden.

Feiten

Verweerders in cassatie waren op 30 juni 2010 (vanaf 1989) in dienst van het schoonmaakbedrijf Albatros en zijn werkzaam bij het Crowne Plaza Hotel te Amsterdam. De CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is op de arbeidsovereenkomsten van toepassing. Met ingang van 1 juli 2010 is een ongunstiger toeslagregeling in de CAO opgenomen voor werknemers werkzaam in een hotel. Er is een overgangsregeling opgenomen die bepaalt dat werknemers die op 30 juni 2010 werkzaam zijn in een hotel recht houden op de oude toeslagpercentages uit art. 18 CAO. Dat verandert slechts indien zij vrijwillig uit dienst treden. Op 6 december 2012 is Albatros failliet verklaard en heeft de curator de arbeidsovereenkomsten opgezegd. Enige dagen later zijn een aantal activa uit het faillissement door CSU Cleaning Services gekocht. CSU heeft de arbeidsovereenkomsten ook overgenomen met het uitdrukkelijke voorbehoud van CSU dat bij indiensttreding de oude toeslagpercentages niet meer van toepassing zijn. Verweerders in cassatie zijn met terugwerkende kracht tot 3 december 2012 in dienst getreden bij CSU. Verweerders vorderen in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat zij recht hebben op de oude toeslagen zoals geregeld in art. 18 CAO.

Van belang voor de rechtsstrijd in cassatie is dat het hof in het tussenarrest is uitgegaan van twee omstandigheden die niet zijn betwist in cassatie, te weten dat er een biedingsprocedure op initiatief van de curator heeft plaatsgevonden en dat Crowne Plaza hiermee kennelijk heeft ingestemd.

Uitleg cao

Als uitgangspunt geldt dat voor de uitleg van bepalingen van de CAO in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. (“CAO-norm”, ECLI:NL:HR:2017:564, rov. 3.3,  zie CB 2017-80).

Contractsoverneming?

De vraag of sprake is van contractsoverneming is van belang omdat de nieuwe werkgever het voor betrokkenen geldende cao-loon en de reeds verworven rechten dient te honoreren, ingevolge art. 38 lid 3 CAO. Als sprake is van contractsoverneming, dient CSU de oude toeslagregeling te respecteren ten aanzien van verweerder c.s. Er is in dit geval niet sprake van contractsoverneming in de zin van art. 7:663 BW omdat art. 7:666 BW zich daartegen verzet als sprake is van faillissement van de oorspronkelijk werkgever.

Er is ingevolge art. 38 lid 1 van de toepasselijke CAO wel sprake van contractsoverneming indien “een werkgever een object verwerft, door heraanbesteding, waaronder ook wordt verstaan een aanbesteding als gevolg van opzegging van het contract door het schoonmaak/glazenwassersbedrijf.” Het hof stelt de situatie waarin CSU bij gelegenheid van faillissement het contract met Crowne Plaza is overgenomen op één lijn met contractsoverneming in de zin van art. 38 CAO. Het hof overwoog:

“3.6.2 (…) de situatie dat een overname van een contract als gevolg van een biedingsprocedure geïnstigeerd door de curator en met kennelijke toestemming van Crowne Plaza (die daaraan ook geen verdere voorwaarden heeft verbonden) dient gelet op de ratio van art. 38 CAO dat bescherming aan werknemers biedt, die werkzaam zijn binnen het verband van een dergelijk schoonmaakcontract, daarom redelijkerwijs ook te vallen onder het begrip contractsoverneming in de zin van de CAO.”

Cassatie

In cassatie wordt door CSU opgekomen tegen dit oordeel van het hof. Het middel klaagt erover dat het hof van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan. De Hoge Raad komt vervolgens tot het volgende oordeel:

“3.5.3. Uit de tekst van art. 38 CAO blijkt dat deze bepaling van toepassing is in geval van een heraanbesteding. In het begrip ‘heraanbesteding’ ligt besloten dat daarvan slechts sprake is indien deze plaatsvindt door dezelfde opdrachtgever als degene die het project waarom het gaat, eerder aanbesteedde. (Vgl. met betrekking tot de voorloper van art. 38 CAO: HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3039, NJ 2007/34, r.o. 3.5.2) In het onderhavige geval heeft de biedingsprocedure naar de vaststelling van het hof in rov. 3.6.2 echter plaatsgevonden op initiatief van de curator. De enkele omstandigheid dat dit volgens het hof is geschied “met kennelijke instemming van Crowne Plaza” die daaraan “geen verdere voorwaarden heeft verbonden”, is onvoldoende om te kunnen spreken van een heraanbesteding (door Crowne Plaza) in de zin van art. 38 CAO. De tekst van art. 38 CAO, de strekking daarvan en de voor partijen kenbare toelichting daarbij bieden geen steun voor het andersluidende oordeel van het hof.

Aan de omstandigheid dat art. 38 CAO ertoe strekt de betrokken werknemers te beschermen tegen de gevolgen van een heraanbesteding voor hun werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden (vgl. HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3635, rov. 3.4.3) kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat een biedingsprocedure zoals deze volgens de vaststelling van het hof heeft plaatsgevonden, onder het toepassingsbereik van art. 38 CAO valt, zonder dat daarvoor in de tekst van of toelichting bij art. 38 CAO steun is te vinden.”

De Hoge Raad komt tot dit oordeel doordat het de curator is geweest, en niet Crowne Plaza zelf, die de biedingsprocedure heeft geïnstigeerd. A-G Timmerman overwoog ook dat art. 38 CAO niet is toegesneden op de situatie waarin een schoonmaakbedrijf in een faillissement komt te verkeren (par. 3.14-3.15 van zijn conclusie). Contrair aan de uitspraak van de Hoge Raad betekende dat zijns inziens echter nog niet dat art. 38 CAO niet geldt in deze situatie. Omdat Crowne Plaza toestemming had gegeven aan de curator de biedingsprocedure op te zetten, was zij betrokken bij de biedingsprocedure. Dit verschilt volgens A-G Timmerman niet fundamenteel van de situatie, waarin Crowne Plaza zelf het biedingsproces zou hebben georganiseerd, dat onder art. 38 CAO valt.

De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Voor een analogische toepassing zoals het hof heeft toegepast is geen plaats gelet op de norm die geldt bij uitleg van een CAO-bepaling. Alleen indien het de oorspronkelijke opdrachtgever zelf is geweest die de biedingsprocedure heeft geïnstigeerd is sprake van contractsoverneming in de zin van art. 38 lid 1 CAO. Omdat de Hoge Raad oordeelt dat niet sprake is van contractsoverneming, behoeft CSU de voor verweerder c.s. geldende cao-loon en reeds opgebouwde rechten niet te honoreren. De overgangsbepaling waardoor reeds in dienst genomen werknemers nog aanspraak konden maken op de oude toeslagregeling is daarom in dit geval niet van toepassing, ook al zijn de werknemers niet vrijwillig uit dienst getreden.

Cassatieblog.nl

Share This