Alle berichten van: Berend-Bram Heinen


HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1068

Dit arrest gaat over de positie van een zogeheten dynamisch incorporatiebeding bij een overgang van onderneming. Een dergelijk beding ‘incorporeert’ niet alleen de ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst geldende cao (‘statisch’), maar verklaart ook de nadien overeengekomen cao’s toepasselijk (‘dynamisch’). Kunnen werknemers zich na een overgang van onderneming op dit beding beroepen?

(meer…)

HR 7 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:190

Dit is de eerste zaak waarin de Hoge Raad zich uitlaat over de Wet bescherming klokkenluiders. Centraal staat de regeling van het benadelingsverbod. Deze regeling bevat een bewijsvermoeden ten gunste van de werknemer (melder), dat kort gezegd inhoudt dat bij benadeling van een werknemer wordt vermoed dat de benadeling verband houdt met een door deze gedane klokkenluidersmelding. Het is aan de werkgever om dat vermoeden te weerleggen. Kan de werkgever volstaan met het ontzenuwen van het vermoeden? (meer…)

HR 13 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1871

Heeft de werkgever zijn informatieplicht van artikel 7:655 BW geschonden, dan brengt dat niet zonder meer mee dat een bepaling in de arbeidsovereenkomst waarop deze informatieplicht ziet, moet worden uitgelegd in de door de werknemer bepleite zin. Welke uitleg de juiste is, moet aan de hand van de Haviltex-maatstaf worden beoordeeld, waarbij de stelplicht en bewijslast op de werknemer rusten die zich op het rechtsgevolg van die bepaling beroept. Een schending van de informatieplicht is wel een van de bij de uitleg in aanmerking te nemen omstandigheden. (meer…)

HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1802

Een verzoek tot het geven van een verklaring voor recht op de voet van art. 1:26 BW dat een buitenlandse adoptiebeslissing aan de voorwaarden voor erkenning voldoet, kan ertoe leiden dat van rechtswege de Nederlandse nationaliteit wordt verkregen. De Staat moet in een dergelijke procedure als belanghebbende worden aangemerkt en kan dus hoger beroep instellen tegen een op de voet van art. 1:26 BW gegeven beslissing van de rechtbank. (meer…)

HR 30 augustus 2024, ECLI:NL:HR:2024:1102

De rechter kan niet volstaan met de constatering dat de tekst van een werkingssfeerbepaling onvoldoende duidelijk is, en op alleen die grond oordelen dat bepaalde bedrijfsactiviteiten niet onder de werkingssfeerbepaling vallen. Ook in zo’n geval moet de betekenis van de gebruikte bewoordingen aan de hand van objectieve maatstaven worden vastgesteld. (meer…)

Cassatieblog.nl