Alle berichten met de tag: BW art. 3:309


HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:761

De korte verjaringstermijn van art. 3:309 BW begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. De korte verjaringstermijn van art. 3:309 BW kan echter niet eerder een aanvang nemen dan op de dag na die waarop de vordering uit onverschuldigde betaling is ontstaan. Dit geldt ook indien voordien reeds aan de benadeelde bekend is dat de vordering uit onverschuldigde betaling zal ontstaan en wie de ontvanger van de onverschuldigde betaling zal zijn.
Een vordering uit onverschuldigde betaling ontstaat op het moment dat een betaling zonder rechtsgrond wordt verricht. Indien periodieke betalingen zonder rechtsgrond worden verricht, ontstaat telkens op het moment van de betaling een afzonderlijke vordering uit onverschuldigde betaling. (meer…)

Hoge Raad 16 mei 2025,  ECLI:NL:HR:2025:761

Wanneer verjaart een vordering uit onverschuldigde betaling bij meerdere, periodiek gedane, betalingen? Die vraag beantwoordde de Hoge Raad afgelopen vrijdag. Berend-Bram Heinen, cassatieadvocaat bij Pels Rijcken, bespreekt het antwoord.

 

HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1052 (De Leeuw c.s. / Pinoccio)

De korte verjaringstermijn van art. 3:309 BW staat niet alleen in het teken van de rechtszekerheid, maar ook van de billijkheid; ook voor deze termijn geldt de eis dat deze pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. (meer…)

Cassatieblog.nl