Alle berichten van: Maartje Möhring


HR 9 september 2022 ECLI:NL:HR:2022:1188 

In dit vlog bespreekt Maartje Möhring een recente uitspraak van de Hoge Raad over het buitengewone rechtsmiddel van herroeping. Het gaat in deze zaak in cassatie om de herroepingsgrond van art. 382, onder c, Rv. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, omdat die uitspraak blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en onvoldoende was gemotiveerd.

 

Cassatievlog #030 is ook als podcast beschikbaar.

HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1109

De vraag of sprake is van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 (oud) BW moet worden onderscheiden van de vraag of sprake is van causaal verband tussen gedane misleidende mededelingen en het (al dan niet) handelen van de betreffende consument. In gevallen die zien op de misleidende mededelingen die Staatsloterij in de periode 2000-2008 heeft gedaan, bestaat er – ten aanzien van abonnementsspelers – onvoldoende reden om een vermoeden van dergelijk causaal verband te aanvaarden. Er is namelijk geen sprake van een zodanige bewijsproblematiek dat anders de bescherming van art. 6:194 (oud) BW illusoir wordt.

(meer…)

HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1057

In een renvooiprocedure is een wijziging van eis in ieder geval toelaatbaar als daarmee niet wordt getreden buiten de grenzen van hetgeen partijen ten overstaan van de rechter-commissaris verdeeld hield. Deze grenzen hoeven daarbij niet steeds scherp te zijn getrokken, nu bij het aanmelden van de vordering en bij het doen van tegenspraak alleen summier hoeft te zijn opgegeven wat wordt gevorderd of tegengesproken, en op welke gronden dat gebeurt.  (meer…)

HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:861

De Hoge Raad ziet af van beantwoording van door de kantonrechter gestelde aanvullende prejudiciële vragen. Het antwoord op de prejudiciële vragen volgt grotendeels al uit een eerdere prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Voor het overige (i) lenen de vragen zich niet voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, omdat het gaat om kwesties die de feitenrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordelen, of (ii) is geen sprake van een vraag die moet worden beantwoord om op het voorliggende geschil te beslissen. (meer…)

HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:867

De verstektoets van art. 139 Rv – is de vordering onrechtmatig of ongegrond? – heeft in hoger beroep niet steeds dezelfde werking als in eerste aanleg. In hoger beroep moet het hof eerst nagaan of de appellant met succes is opgekomen tegen de in eerste aanleg gedane uitspraak. Als dat het geval is, en de in hoger beroep niet-verschenen geïntimeerde in eerste aanleg wel is verschenen, moet het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep het in eerste aanleg door deze geïntimeerde gevoerde verweer bij de beoordeling betrekken. Het verweer dat de in hoger beroep wél verschenen geïntimeerden hebben gevoerd, strekt daarbij in beginsel niet ten gunste van de in hoger beroep niet verschenen geïntimeerde. (meer…)

Cassatieblog.nl